Pluriformiteit en eenheid
J. Peters
11-01-14
Het was al een tijdje bekend dat prof. dr. A. L. Th. de Bruijne een voorstander was van de pluriformiteitsleer van dr. Abraham Kuyper. Hij schreef in het Nederlands Dagblad al eerder vol lof over hem. Maar in zijn column van 9 november 2013 was hij wel heel duidelijk. En hoewel hier gaat om een column is er geen enkele reden om te denken dat De Bruijne niet geheel staat achter wat hij daar schreef.
De pluriformiteitsleer is een dwaling en breekt vandaag op alle terreinen door. Met brutaliteit en niet geruisloos. Na jaren van gisting komt deze leer bovendrijven en wordt nu openlijk gepropageerd, stevig gesteund door het ND. Er had een publieke tegenreactie op een hoogleraar, die de belijdenis weerspreekt op het punt van de kerk, mogen worden verwacht. We weten dat er gelovige broeders en zusters zijn in de GKv die de moeite en hun verantwoordelijkheid willen nemen voor het bestrijden van afval. Maar er verscheen in het ND in het geheel geen reactie op de column van de hoogleraar. Zou het werkelijk zo zijn dat er echt niemand heeft gereageerd? Wij kunnen dat haast niet geloven.
Professor De Bruijne voelt zich toenemend ongemakkelijk onder de huidige eenheidsdrift en wil anders kijken naar de kerkelijke verdeeldheid.[1] Hij kijkt anders, omdat hij kerkelijke pluriformiteit beschouwt vanuit het feit dat de kerk in dit leven niet los komt van de bestaande structuren na de zondeval. Dus, zo schrijft hij: ‘krijgt ook zij te maken met de onnatuurlijke verdeeldheid die God aan de mensheid oplegde’. Door het kwaad is verdeeldheid onontkoombaar, maar ze dient de veelkleurigheid. De kerken moeten hun eigenheid bewaren in een maximaal open relatie. Iedere kerk is door God een eigenheid toevertrouwd, zo meent hij.
Bij prof. De Bruijne haalt de context van deze tijd de ware eenheid van Christus’ kerk onderuit door het normatieve spreken van de Schrift aan de kant te schuiven. Verdeeldheid zou horen bij het lijden van een gevallen mensheid: ‘de kerk is gescheurd, maar in de gescheurde kerk herken je Christus’ gebroken lichaam’.
Maar zo wordt de geschonken eenheid waarvan Efeze 4 spreekt, pootje gelicht. De belijdenis roept immers op om af te scheiden van hen die niet bij de kerk horen? Waartoe hebben reformaties dan eigenlijk gediend?, zo vragen we ons af. Naast devaluatie van de reformatie komt hier ook een onverantwoorde oecumenische visie aan het licht.
De column van de Bruijne past heel goed in de oecumenische visie van velen in de GKv. Maar niet in de gereformeerde leer alsof die naast geboden eenheid zou leren dat er een gebod tot verdeeldheid is waarbij de rechte prediking, de bediening van de sacramenten en de tucht niet worden gehandhaafd. Alles wat aan Christus vreemd is, mag in zijn kerk geen plaats hebben, het moet daaruit worden geweerd. Christus heeft zichzelf voor zijn gemeente overgegeven: ‘om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad van het Woord, om zo zelf de gemeente voor zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet’.[2]
Tegelijk is met een hoge borst zeggen dat wij de kerk van Christus zijn niet het schriftuurlijke antwoord en niet de goede houding. Ons past slechts een geknielde houding die in afhankelijkheid en nederigheid doet bidden:
‘Dank u wel Vader, dat U uw kerk tot nu toe in Nederland hebt willen bewaren en geef waar mogelijk onder leiding van uw Geest eenheid in plaats van verdeeldheid. Breek onze trotse harten en maak ons klein, opdat alle eer waarop U recht hebt, U ook daadwerkelijk toekomt’.
Dat is ons dankbare gebed, ook na 2013.
Noten
[1] ND, 9 november 2013
[2] Ef. 5:26,27