Ethiek

Synodeverslagen

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Generale Synode Dalfsen 2024 – Impressie 4

 

D.J. Bolt

20-06-24

 

De generale synode van Dalfsen 2024 vergaderde op 8 en 15 juni 2024 te Dalfsen en kon op laatste genoemde datum worden gesloten.

Er kwamen veel zaken aan de orde. In deze impressie beperken we ons tot datgenen dat betrekking heeft op de Liberated Reformed Church of Abbotsford (LRCA). Daar werd ook verreweg de meeste tijd aan besteed. Het gaat in deze impressie om de rapportage van BBK over LRCA en een groot aantal revisieverzoeken (7) t.a.v. het eerdere handelen en de vroegere besluiten m.b.t. tot deze gemeente in Canada.

 

1 - Revisieverzoeken m.b.t. LRCA

 

De revisieverzoeken hebben betrekking op dit besluit van GS Lutten 2021 (art. 6.01):

 

Besluit

De Generale Synode van Lutten 2021, bijeen op zaterdag 5 maart 2022, besluit

  1. De zusterkerkrelatie met LRCA op dit moment nog te handhaven.
  2. De LRCA op te roepen terug te keren tot het onderhouden van de gereformeerde belijdenis ten aanzien van de katholiciteit van de kerk.
  3. De LRCA op te roepen de gereformeerde kerkorde te aanvaarden, zoals die van toepassing is in de CanRC.
  4. De LRCA op te roepen zonder voorwaarden terug te keren naar de CanRC.
  5. De deputaten opdracht te geven om de LRCA hierin optimaal te begeleiden

Gronden

  1. LRCA wijkt af van de gereformeerde leer als het gaat om de belijdenis van de katholiciteit van de kerk. Binnen een zusterkerkrelatie heeft DGK dan roeping om de LRCA daarop aan te spreken en op te roepen tot bekering.
  2. Er is niet aangetoond dat in de CanRC de gereformeerde leer niet meer werd of wordt bewaard, beleden of verdedigd
  3. Er was en is geen sprake van een algemeen en breed verval in de CanRC.
  4. De gemeenteleden hadden geen grond om zich af te scheiden van de CanRC
  5. Het vermeende afval is door LRCA onvoldoende via de kerkelijke weg aan de orde gebracht toen men nog lid was van de CanRC
  6. In overeenstemming met art. 27, 28 en 29 NGB zullen de gelovigen zich bij de kerk moeten voegen op iedere plaats waar God haar gesteld heeft.

Een synodecommissie, genaamd  onderdelen buitenland en appel en revisie inzake LRCA,  bestaande uit bestudeerde de revisiebesluiten schreef haar bevindingen op in een rapport ter bespreking.  

 

1.1 Commissierapport

 

Commissieleden: ds. G. den Dulk, br. G.J. de Marie, br. G. Rodenboog.

We geven iets weer uit het rapport voor zover van belang voor het (beter) begrijpen van de bespreking.

 

Vertrouwen

Uit de revisieverzoeken blijkt soms een wantrouwende houding richting deputaten BBK en synodeleden, ook over hun rol tijdens de vorige synode. De commissie acht dat niet juist en heeft daarvoor ook geen reden gevonden. Deputaten BBK hebben zich gehouden aan hun instructie en hun is decharge verleend. Zij verdienen vertrouwen.
Het is terecht dat deputaten tijdens een synodezitting de nodige informatie mogen verschaffen. Wel blijven zij buiten stemming want de synode is verantwoordelijk voor de besluiten die in overeenstemming moeten zijn met Gods Woord en de Kerkorde.

 

Samenvatting van de bezwaren

De commissie heeft alle bezwaarschriften en revisie-verzoeken gelezen en geconcludeerd dat het vooral gaat om het volgende: 
 

  1. De visie van LRCA over de zusterkerkrelatie tussen OPC en CanRC
  2. Kerkelijke weg LRCA
  3. De omgang met de WS
  4. Kerkrechtelijke behandeling door de synodes
  5. Verval CanRC

 

De commissie heeft de 'lange' bezwaarschriften met referentie aan een 'groot aantal' synodebesluiten en deputatenrapporten samengevat. We volgen die op de voet en proberen de kern ervan weer te geven.

 

A - De visie van LRCA over het de zusterkerkrelatie tussen OPC en CanRC

 

Open avondmaal

De CanRC ging een zusterkerkrelatie aan met de Orthodox Presbyterian Church (OPC).

Deze kerk gebruikt geen 'avondmaalsbriefjes' voor de toegang tot het Avondmaal. Volgens de LRCA is dat onschriftuurlijk want dat zou betekenen 'open avondmaal'. En met het aangaan van een relatie met die OPC zou de CanRC zich daar dus ook schuldig aan maken.

 

Maar de commissie vond geen bewijs dat in de OPC 'Avondmaal zonder kerkelijk toezicht' praktijk is. Ook is het is onjuist de CanRC af te rekenen op de avondmaalspraktijk in een zusterkerk, dus de OPC. Art 29 NGB gaat over praktijken in de kerk zélf en niet over zaken in gerelateerde zusterkerken. Bovendien, de CanRC werkt nog steeds met avondmaalsbriefjes en attestaties.

 De commissie neemt het oordeel van deputaten over:

“En als dit al de praktijk zou zijn in enkele plekken, dan is deze praktijk nog niet door de synode van CanRC gelegitimeerd en kan je dit dus niet verwijten voor het hele kerkverband van CanRC, laat staan dat het reden is om je van dit kerkverband vrij te maken.”

 

Binding aan de belijdenis in OPC:

Volgens de LCRA zou de OPC hun leden niet binden aan hun belijdenis. Maar er wordt in de OPC wél van ambtsdragers gevraagd achter de belijdenis te staan. Kerkleden kunnen een afwijkende mening hebben, zoals ook in onze kerken het geval kan zijn. Maar dat vormt nog geen verhindering om samen Avondmaal te vieren.

 

B - Kerkelijke weg LRCA

 

Hebben de broeders van de LRCA de kerkelijke weg volledig afgelopen? De gemeente van Dalfsen toonde aan van niet en bracht dat op de GS Lansingerland. Daarom kregen deputaten de opdracht hierover met LRCA te gaan spreken.
Echter, de LRCA blijft er tot nu toe van overtuigd dat ze dat wél hebben gedaan.


De commissie oordeelt dat de deputaten hun taak goed hebben uitgevoerd en dat de twijfels op de synode van Lansingerland bevestigd zijn.

 

C - Omgang van de LRCA met Westminster Confessie (WS)

 

De WS is door de Gereformeerde kerken in Nederland altijd aanvaard als uitgangspunt in contacten met buitenlandse kerken die niet de Formulieren van Eenheid gebruiken. Alle synodes vanaf 2005 hebben uitgesproken dat een zusterkerkrelatie met een kerk die de WS als belijdenis heeft, geen probleem is.

 

In het meerderheidsrapport aan DGK GS Groningen 2014 werd het gereformeerd karakter van de WS in twijfel getrokken en kerken met deze belijdenis vals genoemd. Echter het minderheidsrapport was wel in lijn met het eerder genoemd uitgangspunt. Beide rapporten kregen de status van studierapporten.

 

De LRCA wijst de WS af zoals gebeurt in het meerderheidsrapport. Kerken met de WS zouden ruimte bieden dwaalleer in de kerk te brengen. Daarom zijn zij geen kerken van Christus. Deze kerken dienen de WS te wijzigen of de Drie Formulieren van Eenheid te erkennen.
Ondanks dat de LRCA niet altijd helder is over relaties met kerken met de WS, concludeerden deputaten dat de LRCA niet teruggenomen heeft dat de WS een ongereformeerde belijdenis is, een standpunt dat lijnrecht staat tegenover het standpunt van DGK.

 

De OPC voert als belijdenis de WS. En omdat de CanRC een zusterkerkrelatie met de OPC is aangegaan moet volgens LRCA deze ook als een valse kerk worden beschouwd waarmee zij dus wel moesten breken.

 

Katholiciteit

Wat is katholiciteit? GS Groningen-Zuid 1978 schreef over artikel 47 KO:

 

‘De algemene kerk, die verspreid is over heel de wereld, is in alle tijden en plaatsen gebonden aan de universele waarheid van het Woord van God en zijn vergaderingswil voor prediking, sacrament, bediening en tucht.

Maar daarbij heeft Christus zijn kerkvergadering doen plaats vinden in de historie van volken en landen, zodat de kerken een eigen historie hebben, naar de aard van volk en land en hun strijd tegen dwaling en verdrukking, die zich weerspiegelt in de wijze waarop zij de waarheid Gods in eigen confessies met eigen onvolkomenheid beleden hebben.

Zo kunnen er tussen de particuliere kerken van verschillende plaatsen en landen ingrijpende verschillen zijn in inrichting, liturgische gebruiken (vergelijk artikel 47 KO), terwijl men toch wezenlijk samenstemt in het belijden van de waarheid Gods en het handhaven van de ware leer en het bedienen van de sacramenten. Al zijn er andere afspraken inzake het kerkelijk leven, erkent men toch Jezus Christus als het enige Hoofd, terwijl men niet wil afwijken van wat Hij verordend heeft’. 

 

Dit spreken over de katholiciteit van de kerk heeft ertoe geleid dat de Westminster Confessie door verdere gereformeerde synodes getypeerd kon worden als een belijdenis naar Gods Woord, een gereformeerde belijdenis dus.

 

De synode van Lansingerland had twijfels over de visie van de LRCA op de katholiciteit van de kerk gezien hun uitspraken over de WS. GS Lutten 2021 heeft vervolgens terecht de conclusie moeten trekken dat de besluiten van de synode van Emmen om een zusterkerkrelatie aan te gaan met de LRCA te vroeg en niet voorzichtig genoeg genomen zijn. Vergelijk weer GS Groningen-Zuid 1978:

 

“Het is tevens de roeping van de ware gelovigen en kerken met ijver en goede voorzichtigheid uit het Woord van God te onderscheiden wat de ware kerk is, om met die ware kerk gemeenschap te oefenen en kerkelijke gemeenschap af te wijzen met kerken die openlijk van de leer en de ordeningen van her Woord van God afwijken, of die zich schismatiek hebben afgescheiden van de ware kerk (synode Groningen 1978 art 47 K.O.)

 

De punten waarbij de katholiciteit van de kerk in het geding is bij de LRCA, zijn volgens de commissie:

  1. De vrijmaking door LRCA van de CanRC is op onjuiste en niet gefundeerde gronden gebeurd.
  2. Ten onrechte is niet de kerkelijke weg doorlopen (LRCA is nog steeds van mening dat dit wel gedaan is).
  3. WS als ongereformeerde belijdenis beschouwen en blijven bij wat het meerderheidsrapport hierover geschreven heeft.
  4. Ten onrechte de CanRC veroordelen als valse kerk.
  5. Niet aanspreekbaar zijn op bovenstaande.
  6. Niet met de CanRC toenadering hebben willen zoeken samen met DGK.

D - Kerkrechtelijke behandeling door de synodes

 

In de revisieverzoeken wordt gerefereerd aan de volgende kerkordeartikelen:

 

Artikel 31 Beroep op een meerdere vergadering

Als iemand van oordeel is dat hem door een uitspraak van een mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen op de meerdere vergadering.
De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde.

 

Artikel 33 Instructies en voorstellen voor meerdere vergaderingen

Een mindere vergadering zal een instructie of een voorstel voor een meerdere vergadering niet vaststellen voordat de eventuele besluiten van voorgaande synoden betreffende de voorgestelde zaak nauwkeurig gelezen zijn. Wat eenmaal afgehandeld is, moet niet opnieuw aan de orde worden gesteld, tenzij men van oordeel is dat wijziging noodzakelijk is.

 

In sommige revisieverzoeken klinkt het verwijt dat GS Lutten niets met eerdere bezwaren heeft gedaan. En ook dat nieuwe besluiten volgens art. 31 en 33 niet gerechtvaardigd zijn als ze niet in overeenstemming zouden zijn met die van GS Emmen en Groningen. 

 

Maar de commissie vindt dat onterecht en citeert daarvoor ook weer iets van GS Groningen-Zuid 1978:
 

'… wanneer een synode in geval van revisieverzoeken komt tot afwijzing van de ingebrachte bezwaren en handhaving van het eerder genomen besluit, dan mag niet de eis gesteld worden, dat in de besluittekst te lezen moet zijn, wat de synode op elk van de bezwaren te zeggen heeft en op welke gronden ze dat zegt. Een synode is er niet om bezwaar voor bezwaar elk afzonderlijk te beantwoorden en op alle argumenten in te gaan, maar om ze te toetsen en op grond van de resultaten van die toetsing al of niet te besluiten tot revisie (vgl Acta GS Groningen-Zuid 1978, art 362, III)'.

 

Ook gaat men voorbij aan het feit dat GS Lansingerland 2018 opdracht gaf om in gesprek te gaan met LRCA omdat er twijfels, o.a. waren gerezen over (het moment van) hun afscheiding. Meer en meer bleken die twijfels terecht, en ze leidden terecht tot de besluiten van GS Lutten, een handelwijze overeenkomstig de artt. 31, 33 KO.

  

Verval CanRC

De CanRC is geen valse kerk geworden door een uitspraak dat het ontstaan van de DGK in 2003 te vroeg was, zoals wel wordt gesteld. Die uitspraak rechtvaardigt niet een oordeel over CanRC als 'in breed verval' en (mede)verantwoordelijk voor het verval in de GKv. Ook binnen DGK leven er verschillen in visie op vrijmakingsgronden, zie bijvoorbeeld GS Hasselt 2011. Verder dient de ontwikkeling van de laatste 20 jaar in rekening te worden gebracht. Zo is het de wens van de CanRC om te werken aan een zusterkerkrelatie met DGK en GKN.

 

Door appelanten wordt als bewijs van mogelijk verval in de CanRC de leer van het denominationalisme genoemd. Maar daarvoor vond de commissie geen bewijs. Ook het werken aan een onwettige oecumene kan niet bewezen worden met het CanRC lidmaatschap van ICRC en NAPARC.

 

1.2 Voorstel besluiten

 

Voorstel besluit 1

 

Overwegende: 

  1. Dat deputaten BBK zich aan hun opdracht van Lansingerland 2018 hebben gehouden.
  2. Dat de besluiten van Lansingerland 2018 hebben aangetoond dat er over de vrijmakingsgronden met de LRCA moest worden gesproken.
  3. Dat deze gesprekken zouden moeten gaan over twijfel over de katholiciteit van de kerk en de bewandelde kerkelijke weg.
  4. Dat de gronden voor vrijmaking van LRCA namelijk de praktijk in de CanRC met betrekking tot het open avondmaal en de zusterkerkrelatie van de CanRC met de OPC door de synode zijn afgewezen.
  5. Dat Lansingerland 2018 heeft uitgesproken dat de verwijten richting CanRC nog niet allemaal bewezen of onderbouwd zijn (art. 6.02, grond 3).
  6. Dat alle verwijten richting de CanRC gespitst zijn op het ‘open avondmaal’ uit de OPC.
  7. Dat er verschil bestaat over wat er onder ‘open avondmaal' verstaan wordt.
  8. Dat uitspraken over de vrijmakingsgronden van DGK door de CanRC in het verleden geen grond zijn van verval in de CanRC.
  9. Dat lidmaatschap van ICRC en NAPARC geen bewijs is van onwettige oecumene of leer van denominationalisme in de CanRC.
  10. Dat LRCA voldoende ruimte heeft gehad om hun visie kenbaar te maken.
  11. Dat eerdere bezwaarschriften tegen het BBK rapport door Lutten meegenomen zijn als materiaal.

Besluit

De Generale Synode van Dalfsen 2024, bijeen op zaterdag 8 juni 2024, besluit de bezwaren van Bruinius, Bos, Horst/ de Marie, H.C. de Marie, LRCA en Snippe met de bijbehorende adhesiebetuigingen af te wijzen.

 

Gronden; 

  1. Door de appelanten is niet aangetoond dat de uitspraken van de voorgaande synode met betrekking tot de afwijking van de gereformeerde leer, als het gaat om de katholiciteit van de kerk, onjuist is geweest. 
  2. Door de appelanten is niet aangetoond dat de wijze van toelating tot het heilig avondmaal zoals gebruikelijk in de OPC, rechtens een plaats heeft kregen in het officiële belijden van de CanRC zelf óf als toegestane praktijk binnen haar eigen kerkverband.   
  3. Door de appelanten is niet aangetoond dat de LRCA de kerkelijke weg volledig doorlopen heeft.
  4. Beroep op artikel 31 en 33 ten opzicht van de besluiten Lutten niet terecht is omdat Lansingerland 2018 gegronde twijfels aantoonde richting Emmen 2009 en Groningen 2014
  5. Niet elk bezwaarschrift hoeft terug te lezen te worden in de besluitteksten van de synode.
  6. Door de appelanten is niet aangetoond dat de eigen visie van de LRCA t.a.v. de WS niet is gehonoreerd.

Voorstel besluit 2

 

Overwegende:

  1. Dat de LRCA door DGK wel wordt begrepen, maar LRCA het daar niet mee eens is. Dat is iets anders dan elkaar begripsmatig niet raken.
  2. Dat deputaten zich aan hun opdracht hebben gehouden en uitgebreid contact hebben gehad met LRCA .
  3. Dat er voldoende ruimte voor LRCA was om hun visie te verduidelijken in de contacten met de BBK.
  4. Dat de visie van LRCA voldoende duidelijk is geworden.
  5. Dat niet is aangetoond dat de besluiten Lutten onzorgvuldig zijn genomen.
  6. Er tussen de besluiten van Emmen 2009 en Groningen 2014 en Lutten de besluiten van Lansingerland genomen zijn waarin gegronde bezwaren tegen de vrijmakingsgronden van LRCA zijn ingebracht waarover gesproken moest worden.

Besluit

De Generale Synode van de Dalfsen 2024, bijeen op zaterdag 8 juni 2024, besluit het revisieverzoek van DGK Zwolle af te wijzen.

 

Gronden:

  1. Een commissie zoals voorgesteld door DGK Zwolle die het werk van deputaten opnieuw zou doen, zonder dat kan worden aangenomen dat dit zal leiden tot een andere uitkomst.
  2. Er is geen onderbouwing aangevoerd dat LCRA en DGK elkaar niet verstaan.
  3. De visie van LRCA gaat in tegen de katholiciteit van de kerk.
  4. Lansingerland gegronde bezwaren heeft aangetoond richting de gronden van vrijmaking LRCA, wat in verdere correspondentie met LRCA is bevestigd.

1.3 Bespreking

 

We hebben onderstaande bespreking onveranderd overgenomen uit de vastgestelde Acta van GS Dalfsen.

 

1e inhoudelijke ronde

 

Een afgevaardigde stelt dat er meerdere synodes zijn geweest die anders hebben besloten dan deputaten nu voorstellen. Hij vindt dat de uitgebreide revisieverzoeken in een paar zinssneden worden afgedaan in het commissierapport.

Een andere afgevaardigde vindt dat er nu te veel onduidelijk is om een goed oordeel te geven over de verschillen van inzicht, er is een te grote tegenstelling tussen de rapporten en de revisieverzoeken.

Een andere afgevaardigde constateert dat er gaandeweg sprake is van een ommezwaai. Via de GS-Lansingerland en de GS-Lutten wordt de zusterkerkrelatie langzaamaan ontbonden. Hij vraagt zich af of wij de bezwaren van de LRCA goed hebben begrepen en goed hebben gewogen. De laatste synodes hebben opgemerkt dat de LRCA zich op een sektarisch spoor bevindt met hun standpunt over de Westminster Standards. Hij vindt het opvallend dat de taxatie van de WS in het brandpunt van de discussie is gekomen, terwijl het geen grond is geweest voor de vrijmaking van de LRCA. Ook de CanRC hebben jaren geworsteld met de Avondmaalspraktijk. In het deputatenrapport mist een weging van de afscheidingsgronden van de LRCA. Ook merkt hij op dat in 2003 de avondmaalstafel in de GKv werd opengesteld voor mensen die geen lid waren van de GKv. Aangezien dit een grond was van onze Vrijmaking, vraagt hij zich af of de norm in het buitenland dan anders is dan in Nederland. Ook hebben we in onze Vrijmaking een krachtig geluid gegeven tégen de leer van de pluriformiteit van de kerk, daarbij vraagt hij zich af of dit dan anders is tussen de LRCA en de OPC. Een kerkverband is niet eindverantwoordelijk voor de besluiten in een zusterkerkrelatie, maar in de weg van vermaning wel medeverantwoordelijk voor haar zusterkerken. Geldt in deze situatie dan de opmerking van Calvijn: ‘een gebrek in de bediening mag ons niet vervreemden van de kerk’? Hij stelt dat GS Lansingerland alleen GS Emmen heeft tegengesproken m.b.t. het standpunt van de LRCA dat zij de kerkelijke weg geheel heeft afgelopen en zich niet heeft geconfronteerd met de gronden bij het besluit. De afgevaardigde meent dat een zorgvuldige, systematische weging van de besluiten moet plaatsvinden. Hij vraagt zich af of wij ons huiswerk goed hebben gedaan, ondanks alle inspanningen en rapporten en neemt daarbij zijn uitgangspunt in het revisieverzoek van DGK Zwolle.

 

Opgemerkt wordt dat de indieners van de revisieverzoeken uit liefde voor de kerk willen vasthouden aan de belijdenis, iets wat ook overeind moet staan in onze contacten met buitenlandse kerken. De WS blijkt voor de LRCA een struikelblok. In revisieverzoeken wordt gesteld dat de WS ongereformeerde belijdenisgeschriften zijn. De kerken gaan evenwel uit van het gereformeerd-zijn van de Westminster Standards, hoewel daarin enige gebreken zijn. De drie formulieren zijn niet de enige juiste weergave qua belijden, die kunnen geen wereldwijde standaard zijn, dat zou tekortdoen aan de katholiciteit van de kerk. Het mag ons niet weerhouden om contacten te onderhouden met hen die de Heere naar waarheid willen dienen.

 

Ter tafel komt ook hoe de CanRC zijn omgegaan met de twee kritieke punten van binding aan de belijdenis en de toelating tot het avondmaal in de OPC. In 1997 hebben deputaten van deze beide kerkverbanden een overeenstemming opgesteld over deze twee zaken. De CanRC hebben deze tekst aangepast in 1998, maar gingen in 2001 alsnog akkoord met de oorspronkelijke tekst als basis voor contacten met de OPC. Beide kerkverbanden geven in deze overeenstemming aan dat de viering van het Avondmaal onder toezicht moet staan van de kerkenraad, zowel voor leden als gasten, omdat de tafel niet ontheiligd mag worden. Ook geven beide kerkverbanden aan dat leden van de kerk verplicht zijn de leer van de Bijbel te aanvaarden en daaraan vast te houden. Belijdende leden zijn gebonden aan deze leer en moeten bereid zijn om hierin onderwezen te worden.1

 

Commissie

Namens de commissie antwoordt br. G. de Marie dat appellanten over 2018 en 2021 heen stappen. Er is toen gebleken dat de katholiciteit van de kerk in het geding was, dat wordt nu genegeerd. Hetgeen hiervoor is opgemerkt over een manco aan gronden ziet de commissie als een aanzet voor het formuleren van extra gronden nu. Wat betreft de weging van de afscheidingsgronden, wijst de commissie op de GS van Groningen-Zuid 1978 die heeft opgemerkt dat elke confessie zijn eigen onvolkomenheden kent. Er kunnen tussen de kerken van verschillende landen ingrijpende verschillen zijn, terwijl men toch wezenlijk één is als kerk van Christus[1]. De vrijmakingsgronden van LRCA en verval van de CanRC zijn achteraf gezien te weinig aangetoond. De GS van Emmen heeft volgens de commissie hierin te onzorgvuldig en te snel gehandeld en is te vroeg een zusterkerkrelatie aangegaan.

 

Deputaten

Ds. Koster reageert namens deputaten dat de opmerking over ‘de LRCA die een rookgordijn opwerpt’ een voorzichtige opmerking is geweest, zonder de bedoeling om kwade opzet te suggereren. De LRCA ziet niet eerlijk de consequentie van haar eigen gedachte onder ogen, dat is ook de reden dat er over begripsverwarring wordt gesproken. Ook gaat het in dit vraagstuk niet om wat wij vinden van de OPC, maar over de vraag of de CanRC een open avondmaal hebben en niet voldoende binden aan de belijdenis. Het is niet aangetoond dat de CanRC hierin dwalen. Mogelijk zijn er ook verkeerde praktijken in de CanRC, maar dat betekent niet dat deze praktijken kerkelijk zijn geijkt door hun generale synoden. Wat betreft het gewicht van zusterkerkrelaties merkt hij op dat je in een zusterkerkrelatie niet één op één gebonden bent aan elkaars besluiten. Als zusterkerken vertrouw je elkaar en help je elkaar om samen de Heere te dienen.

De OPC is een Bijbelgetrouwe kerk, het was nota bene op voorstel van de OPC dat de GKv uit de ICRC werd gezet. De CanRC hebben zeker oog voor de verschillen t.a.v. de OPC, maar ze noemen deze verschillen geen bezwaar of blokkade. Al is dan het gesprek over de avondmaalspraktijk gestopt, er wordt wel een vinger aan de pols gehouden. De zaken waar de LRCA op heeft gereageerd, hebben verband met de Westminster Standards en de katholiciteit van de kerk, dat was de reden dat onze beide vorige synoden daar de aandacht op legden.

 

2e inhoudelijke ronde

 

Een afgevaardigde vraagt zich af of we de LRCA kunnen terugsturen naar een kerkverband waarvan we eerder hebben gezegd dat ‘we niet in alles één zijn, waarin we één moeten zijn’. Tegen de besluiten van 2009-2011-2014 zijn geen bezwaren gemaakt door de kerken. We moeten voorzichtig zijn om een kerkrelatie te verbreken, zeggen we. Nu doen we het zelf wegens een vermeende andere visie op de katholiciteit van de kerk. Kunnen wij de LRCA schismatiek handelen verwijten, terwijl we met de GKN niet meer spreken over de scheur waaruit zij zijn ontstaan?

 

Opgemerkt wordt dat de zusterkerkrelatie met de LRCA al zoveel synoden bezighoudt, dat duidelijk blijkt dat er bezwaren leven in de kerken. Het centrale punt daarbij is de vraag of de afscheiding juist is geweest. Misschien dragen wij vanuit 2003 ook enige schuld omdat er toen ook bezwaren aangedragen werden die op zichzelf geen reden mogen zijn om de kerk te verlaten. Gods kinderen moeten koste wat kost de eenheid blijven zoeken, maar niet ten koste van de waarheid. In 1944 was het niet K. Schilder’s bedoeling om vanwege de leer van de veronderstelde wedergeboorte de kerk buiten het verband van de destijds Gereformeerde Kerken voort te zetten. Pas toen de pas afgesneden werd om Gods Woord te verkondigen, werd het een andere zaak. Er was niet voldoende grond voor de LRCA om zich af te scheiden. Ook in ons kerkverband leven wel dwalingen, maar kerkelijke eenheid moet zwaar wegen.

 

Een afgevaardigde vindt dat je voor het beoordelen van de vrijmakingsgronden moet starten bij de OPC. Raakt het de sacramenten, zijn we dan inderdaad niet geroepen om de avondmaalspraktijk in de OPC te beoordelen? Tussen ‘open avondmaal’ en ‘gesloten avondmaal’ zit ‘restricted’ avondmaal. We snappen de zorgen van de LRCA en de discussie, maar er is geen sprake van breed verval. Dan is de vraag of dit voldoende grond is om af te scheiden. De WS worden een sjibbolet, daar komen we niet uit. De broeder constateert dat de LRCA niet is veranderd, maar wij wel. Hij vraagt zich af of er grensstenen zijn verlegd of niet.

 

Ds. Sneep vindt dat er geen beeld mag worden geschetst dat er geen recht gedaan is aan de appellanten. Het gaat volgens hem te veel over de OPC, terwijl het gaat om de CanRC, nl. of er rechtens een plaats is gegeven aan dwaling in de CanRC. Hij merkt op dat verval geen reden is te breken zolang dwaling en verkeerde praktijken geen wettelijke plaats heeft gekregen. En de CanRC hebben niet de WS en ook niet dezelfde avondmaalspraktijk als de OPC. De LRCA had dan ook de CanRC niet mogen verlaten.

Hij wijst verder op wat J. Kamphuis heeft gezegd als het gaat om de WS, nl. dat de Heere met Zijn kerk over de wereld een verschillende route gaat. “Wij” zijn als immigranten in Canada gekomen met onze eigen belijdenis, maar er waren daar al kerken met een eigen belijdenis. Dat betekent dat je soms een andere weging hebt van omgang met zaken in eigen land dan in het buitenland.

 

Voortzetting bespreking na pauze

 

Een afgevaardigde merkt op dat een aantal buitenlandse kerken alleen een zusterkerkrelatie met DGK wil als wij de zusterkerkrelatie met de LRCA verbreken. Zouden wij nu enkel op basis van een te vroeg aangaan van de zusterkerkrelatie deze nu verbreken?

 

De commissierapporteur merkt op dat wij ons inderdaad moeten afvragen of wij in 2007 zorgvuldig bezig zijn geweest, we hebben door geen wederhoor toe te passen bij de CanRC niet ‘met ijver en voorzichtigheid onderzocht wat de ware kerk is’.

 

De commissie stelt voor een extra grond toe te voegen aan besluit 1: “De omgang van de CanRC met de wijze van toelating tot het heilig avondmaal en binding aan de belijdenis in hun zusterkerk de OPC geeft geen reden om de trouw van de CanRC aan Gods Woord te betwijfelen.” Verder stelt de commissie voor overweging 4 bij besluit 1 te laten vervallen.

 

Ook wordt naar voren gebracht dat de woorden die zijn aangehaald van J. Kamphuis en hoe wij het dan zouden moeten zien, een begin van een weging zouden kunnen zijn. Was het voldoende voor een afscheiding? We moeten ons verhouden met wat er in Emmen is afgesproken. Wat is er veranderd en wat is onze reflectie daarop?

 

Ds. P. Heres stelt enkele wijzigingen voor: om overweging 4 te vervangen door: “Dat de LRCA in hun visie op de Westminster Standards telkens aandringt op wijziging van de Westminster Standards of toewijding aan de drie formulieren van eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland, waaruit blijkt dat zij de Westminster Standards op zichzelf onvoldoende vinden.” En verder om in overweging 6 toe te voegen: “Dat alle overige verwijten richting de CanRC gespitst zijn op het ‘open avondmaal’ uit de OPC.” In overweging 6 is de strekking dat volgens de GS de spits van de argumenten van de bezwaarden ligt op het punt van open avondmaal.

 

Ds. Sneep besluit de bespreking met te zeggen dat vandaag niet voor het eerst wordt besloten over de LRCA, het besluit om de afscheiding van de LRCA te veroordelen is al genomen op de GS Lutten. We behandelen nu de bezwaarschriften. Centraal staat dat de zusterkerkrelatie van de CanRC het fundament van de kerk niet raakt. Het verwijt van vermeend verval in de CanRC komt telkens terug op het aangaan van zusterkerkrelaties met andere kerkverbanden, zie ook het aanvullend rapport van deputaten BBK.

 

1.4 Stemming

 

Bij de besluitvorming blijven br. J. Wieringa en ds. C. Koster als deputaten buiten stemming, in hun plek stemmen br. L.G. Spoelman en br. J.P.A. Bazuin. Br. Bouwhuis is bij het oorspronkelijk besluit betrokken geweest en wordt daarom vervangen door zijn secundus: br. H. Heres.

Het amendement van ds. P. Heres t.a.v. overweging 4 wordt overgenomen, 10 voor, 2 onthoudingen.

Het amendement t.a.v. de toevoeging in overweging 6 wordt ingetrokken, in plaats van 'alle overige' wordt 'vrijwel alle' ingevoegd.

 

Besluit 1

 

Overwegende:

  1. Dat deputaten BBK zich aan hun opdracht van Lansingerland 2018 hebben gehouden.
  2. Dat de besluiten van Lansingerland 2018 hebben aangetoond dat er over de

vrijmakingsgronden met de LRCA moest worden gesproken.

  1. Dat deze gesprekken zouden moeten gaan over twijfel over de katholiciteit van de kerk en de bewandelde kerkelijke weg.
  2. Dat de LRCA in hun visie op de Westminster Standards telkens aandringt op wijziging van de Westminster Standards of toewijding aan de drie formulieren van eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland, waaruit blijkt dat zij de Westminster Standards op zichzelf onvoldoende vinden.
  3. Dat Lansingerland 2018 heeft uitgesproken dat de verwijten richting CanRC nog niet allemaal bewezen of onderbouwd zijn (art. 6.02, grond 3).
  4. Dat vrijwel alle verwijten richting de CanRC gespitst zijn op het ‘open avondmaal’ uit de OPC.
  5. Dat er verschil bestaat over wat er onder ‘open avondmaal' verstaan wordt.
  6. Dat uitspraken over de vrijmakingsgronden van DGK door de CanRC in het verledengeen grond zijn van verval in de CanRC.
  7. Dat lidmaatschap van ICRC en NAPARC geen bewijs is van onwettige oecumene of leer van denominationalisme in de CanRC.
  8. Dat LRCA voldoende ruimte heeft gehad om hun visie kenbaar te maken.
  9. Dat eerdere bezwaarschriften tegen het BBK-rapport door Lutten meegenomen zijn als materiaal.

Besluit
De Generale Synode Dalfsen bijeen op zaterdag 8 juni 2024, besluit de bezwaren van Bruinius, Bos, Horst/ de Marie, H.C. de Marie, LRCA en Snippe met de bijbehorende adhesiebetuigingen af te wijzen.

 

Gronden:

  1. Door de appellanten is niet aangetoond dat de uitspraken van de voorgaande synode met betrekking tot de afwijking van de gereformeerde leer, als het gaat om de katholiciteit van de kerk, onjuist is geweest.
  2. Door de appellanten is niet aangetoond dat de wijze van toelating tot het heilig avondmaal zoals gebruikelijk in de OPC, rechtens een plaats heeft kregen in het officiële belijden van de CanRC zelf óf als toegestane praktijk binnen haar eigen kerkverband.
  3. De omgang van de CanRC met de wijze van toelating tot het heilig avondmaal en binding aan de belijdenis in hun zusterkerk de OPC geeft geen reden om de trouw van de CanRC aan Gods Woord te betwijfelen.
  4. Door de appellanten is niet aangetoond dat de LRCA de kerkelijke weg volledig doorlopen heeft.
  5. Beroep op artikel 31 en 33 ten opzichte van de besluiten Lutten niet terecht is omdat Lansingerland 2018 gegronde twijfels aantoonde richting Emmen 2009 en Groningen 2014
  6. Niet elk bezwaarschrift hoeft terug te lezen te zijn in de besluitteksten van de synode.
  7. Door de appellanten is niet aangetoond dat de eigen visie van de LRCA t.a.v. de WS niet is gehonoreerd.

Aangenomen met 9 voor en 3 tegen.


Besluit 2

 

Overwegende:

  1. Dat de LRCA door DGK wel wordt begrepen, maar LRCA het daar niet mee eens is. Dat is iets anders dan elkaar begripsmatig niet raken.
  2. Dat deputaten zich aan hun opdracht hebben gehouden en uitgebreid contact hebben gehad met LRCA.
  3. Dat er voldoende ruimte voor LRCA was om hun visie te verduidelijken in de contacten met de BBK.
  4. Dat de visie van LRCA voldoende duidelijk is geworden.
  5. Dat niet is aangetoond dat de besluiten Lutten onzorgvuldig zijn genomen.
  6. Er tussen de besluiten van Emmen 2009 en Groningen 2014 en Lutten de besluiten van Lansingerland genomen zijn waarin gegronde bezwaren tegen de vrijmakingsgronden van LRCA zijn ingebracht waarover gesproken moest worden.

Besluit

De Generale Synode Dalfsen bijeen op zaterdag 8 juni 2024, besluit het revisieverzoek van DGK Zwolle af te wijzen.

 

Gronden:

  1. Een commissie zoals voorgesteld door DGK Zwolle het werk van deputaten opnieuw zou doen, zonder dat kan worden aangenomen dat dit zal leiden tot een andere uitkomst.
  2. Er is geen onderbouwing aangevoerd dat LCRA en DGK elkaar niet verstaan.
  3. De visie van LRCA gaat in tegen de katholiciteit van de kerk.
  4. Lansingerland gegronde bezwaren heeft aangetoond richting de gronden van vrijmaking LRCA, wat in verdere correspondentie met LRCA is bevestigd.

Aangenomen met 6 voor, 3 tegen, 3 onthoudingen.

 

Opgemerkt wordt dat besluit 2 niet afzonderlijk is besproken, maar dat de gronden bij besluit 1 van invloed zijn op het revisieverzoek van DGK Zwolle, aangezien verzocht werd om een goede fundering van de besluiten t.a.v. de LRCA.

 

2 - Behandeling deputatenrapport BBK

 

Aanwezige deputaten: brs. W.J. Heeringa, P. Dijkstra, J. Wieringa en ds. C. Koster.

Commissie: ds. G. den Dulk, br. G.J. de Marie en br. G. Rodenboog.

Materiaal: 06-02 Rapportage werkzaamheden deputaten BBK.

 

2.1 Rapporten

 

Zoals in het begin van deze impressie al werd aangegeven beperken we ons hier tot datgene wat betrekking heeft op de LRCA. Ook onderstaande tekst is overgenomen uit rapporten en de Acta.

 

BBK-deputatenrapport

 

'Wat de ‘letter of concern’ betreft vanuit de LRCA, wordt opgemerkt dat de context van het contact met de LRCA belemmerend is geweest voor de informering. Het contact met de LRCA is helaas heel beperkt geweest. Op 8 november 2022 zijn zij aangeschreven, maar pas zes maanden later kwam er reactie. Toen bleek dat zij de conclusie en aanbevelingen van de GS-Lutten niet aanvaarden. Het uitvoeren van de opdracht van deputaten werd daardoor onmogelijk. Zo zijn deputaten ook niet toegekomen aan hun instructie om hen te helpen ‘zonder voorwaarden’ terug te keren naar de CanRC. De insteek daarbij zou dan zijn geweest dat zij de CanRC zouden aanvaarden en hun eigen gronden voor vrijmaking niet zouden handhaven.'

 

Commissierapport

 

'Ten aanzien van de LRCA deelt de commissie de teleurstelling van deputaten over de weigering van LRCA om gehoor te geven aan de besluiten van Lutten 2021. Omdat de LRCA de besluiten van Lutten niet aanvaard is het werk van deputaten richting LRCA feitelijk onmogelijk geworden. De commissie is van mening dat hierdoor met verdriet moet worden vastgesteld dat de zusterkerkrelatie met de LRCA verbroken moet worden.'

 

Het volgende voorstel wordt in bespreking gegeven.

 

2.2 Voorstel besluit 3 t.a.v. LRCA

[voorstelnummer van djb]

 
Overwegende:

  1. Dat LRCA zich op oneigenlijke gronden heeft vrijgemaakt.
  2. Dat verval in de CanRC niet is aangetoond.
  3. LRCA geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van deputaten om terug te keren naar de CanRC.

Besluit

De Generale Synode Dalfsen, in vergadering bijeen op 8 juni 2024 besluit om:  

  1. de zusterkerkrelatie met LRCA te beëindigen.
  2. beschikbaar te zijn om de Liberated Reformed Church Abbotsford (LRCA)  op te roepen zonder voorwaarden terug te keren naar de CanRC en hen hierin te begeleiden.

Gronden:

  1. In overeenstemming met art. 27, 28 en 29 NGB de gelovigen zich bij de kerk moeten voegen op iedere plaats waar God haar gesteld heeft.
  2. LRCA wijkt af van de gereformeerde leer als het gaat om de belijdenis van de katholiciteit van de kerk.  

2.3 Bespreking

 

Omdat ds. Koster als deputaat BBK betrokken is bij het onderwerp, voert ds. M.A. Sneep als assessor de taak van voorzitter uit.

 

Een afgevaardigde merkt op dat de weerstand van de LRCA tegen de besluiten van de GS-Lutten menselijk gezien heel logisch is. Besproken wordt in hoeverre wij in ons besluit aangaande de LRCA kunnen reflecteren op ons eigen handelen. Genoemd zou kunnen worden dat het besluit van de GS-Emmen voorbarig is geweest en niet gegrond was op de werkelijke situatie.

Een andere optie is om in een begeleidend schrijven uit te leggen hoe we tot dit besluit zijn gekomen, waarbij we ons spiegelen aan de besluiten uit het verleden.

 

Br. J.A. Sikkens geeft in een stemverklaring aan tegen te zullen stemmen. Hij vindt het te kort tijd om dit besluit te nemen.

 

Ds. Sneep ondersteunt het voorstel van de commissie. Het is zeker niet onzorgvuldig en ook Lutten was goed onderbouwd. We moeten aan de LRCA wel goed uitleggen hoe we tot dit besluit zijn gekomen en daarbij ook onszelf spiegelen: wij zijn veranderd, zij niet. Verder juicht hij een mogelijke differentiatie in toekomstig kerkelijke relaties toe

 

De commissie verwijdert de woorden ‘zonder voorwaarden’ uit hun voorgestelde besluittekst. Het is duidelijk dat onze kerken de vrijmakingsgronden van de LRCA verwerpen. Het weglaten van deze woorden maakt de formulering wel iets ruimhartiger richting de LRCA en geeft hopelijk meer mogelijkheden tot gesprek.

 

Bij de besluitvorming blijven br. J. Wieringa en ds. C. Koster als deputaten buiten stemming, in hun plek stemmen br. L.G. Spoelman en br. J.P.A. Bazuin.

 

2.4 Stemming

 

Besluit 3 (BBK nummert 1, djb)

 

Overwegende:

  1. Dat LRCA zich op oneigenlijke gronden heeft vrijgemaakt.
  2. Dat verval in de CanRC niet is aangetoond.
  3. LRCA geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van deputaten om terug te keren naar de CanRC.

Besluit

De Generale Synode Dalfsen in vergadering bijeen op 8 juni 2024, besluit:

  1. om de zusterkerkrelatie met LRCA te beëindigen.
  2. dat deputaten BBK beschikbaar moeten zijn om de Liberated Reformed Church Abbotsford (LRCA) te helpen terug te keren naar de CanRC.

Gronden:

  1. In overeenstemming met art. 27, 28 en 29 NGB dat de gelovigen zich bij de kerk moeten voegen op iedere plaats waar God haar gesteld heeft.
  2. LRCA wijkt af van de gereformeerde leer als het gaat om de belijdenis van de katholiciteit van de kerk.

Aangenomen met 9 voor, 3 tegen.

 

2.5 Broederband

 

Het moderamen zal een voorstel voor een brief opstellen waarin de LRCA het besluit wordt meegedeeld met een verklaring waarom we als kerkverband tot andere inzichten zijn gekomen t.a.v. de vrijmaking van de LRCA. We hopen de broederband met hen vast te houden, maar dan via de CanRC, in plaats van hun weg van afscheiding.

 

 

Tot slot

 

Een verdiende waardering voor de prima verzorging van synodeleden en gasten door het kostersechtpaar Wienen.

 

NOOT

[1] (CanRC) Acts of General Synod Fergus 1998, p.129.