Ethiek

In de pers

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Beestachtig

 

D.J. Bolt

20-05-23

 

Zoals we elders in deze editie aangeven is er sprake van een sterke sfeervorming rond de kerkelijke moeiten binnen de GKv in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Het boek Niet zonder elkaar probeert een klimaat te framing waar de 'buitenverbanders, de latere NGK, de underdogs waren en de binnenverbanders - met als grote voorman prof. J. Kamphuis - de bad guys. 'Buitenverband' zou staan voor liefde, vrede, ruimte, verdraagzaamheid, maar 'binnenverband' voor hardheid, liefdeloosheid, venijn, onverdraagzaamheid en machtswellust.

 

In het kader van de eenwording van GKv en NGK hebben we weer wat documentatie van de vliering gehaald. Zo de bladen Bij de Tijd en Opbouw, bladen die zijn voort gekomen uit de NGK context.

Onze vingers jeuken om er het een en ander uit weer te geven: om onze vrijgemaakte kerkgeschiedenis recht te doen, om het blazoen van onze voorgangers van lasterlijke smetten te reinigen. Hopelijk is daarvoor (met anderen) nog eens tijd en gelegenheid.

 

Voor nu plaatsen we een kopie van een Opbouw-artikel 'Dieren kijken u aan' dat een krachtige indruk geeft van de vermeende 'liefdevolle omgang' van buitenverbanders met hun broeders. Als jonge twintigers hebben we destijds protest aangetekend met een Ingezonden aan het blad.

Maar het werd niet geplaatst …  

 


 

Opbouw 16 juni 1965

 

Dieren kijken U aan

 

In de post zat vanmorgen een folder van de een of andere dierentuin. Gericht aan "de predikant der vrijgemaakte gereformeerde kerk" alhier.

Nu, die is er niet. De kerk wel, maar de predikant niet. De kerk hier heeft nog nooit een eigen predikant gehad, en mist daarom een der kenmerken van een ware kerk. Maar ze heeft daarom ook nog nooit een predikant kunnen schorsen of wegplagen of afzetten. Dat mag in haar voordeel geteld worden, vandaag. Eigenlijk jammer van die predikant, die er niet is. Hij zou het goed gehad hebben. Misschien beter dan toch al.

Maar goed. De folder van de dierentuin blijft nu liggen want geadresseerde is er niet. Wat te doen met een folder voor een predikant, die er niet is?

In sommige kerkeraden zou de folder misschien bij de kerkeraadspost komen en mitsdien tot het kerkeraadsagenda worden verheven. In onze kerkeraad niet alzo. Bij ons gaat alle ongevraagd drukwerk in een circulatiemap. Als een der broeders ergens iets in ziet, brengt hij het in behandeling. Ziet niemand ergens iets in, dan hoor je er nooit meer iets van. Dat is toch practisch?

Dus deze folder ook maar in de circulatiemap. Of meteen maar op de plaats, waar je hem nooit terugvindt?

Waarom niet? Waarom wel? Als je ongevraagd drukwerk meteen op de juiste plaats brengt, dat is in de papiermand, dan kán de vraag rijzen: waar is dit of dat poststuk, waarvan ons bekend is dat het aan het kerkelijk adres verzonden is? Want inderdaad: afzettingen en "trouweloze deserties" van predikanten zitten tegenwoordig ook onder het ongevraagd drukwerk! Maar aan de andere kant: als je alle ongevraagd druk- werk op de kerkeraadstafel zou brengen, is de ware post niet meer kennelijk te onder- scheiden van de onware post. Want alles sa- men vormt één grote bende. Een zeer grote en vreselijke woestijn, zoals Mozes reeds zei.
 

***

Welnu. Wij kijken samen: die folder eens in. En denken aan de predikant, die zich in deze dierentuin had moeten verlustigen, maar die dat niet doet omdat hij er niet is, reden waarom wij het doen, die er wel zijn.

Wat ziet u?

Juist: dieren kijken u aan. U ziet twee chimpansees, Sherry en Toto, visitekaartjes voor elke dierentuin. De eerste naam komt u bekend voor. De tweede kan alleen in Parijs voorkomen, dus die kent u niet. Maar als u die twee oude gerimpelde kopjes voor u ziet, dan kent u ze beiden. De predikant (die er niet is) zou ze in de kerk zó maar kunnen aanwijzen. Van die ouwetjes, kinderen der Doleantie, die in het vrijgemaakte sop zijn verzeild en gaargekookt, en nu in hoge ouderdom elkander vasthouden. Zeventig jaar, of zo zij zeer sterk zijn, tachtig jaar, en het uitnemendste daarvan is moeite en verdriet geweest. Toch is het licht in hun zachte ogen nog niet gedoofd. Toch zien zij nog reikhalzend uit naar een betere bedeling.

Maar dán die sumatraanse tijgers!

Ook deze dieren zien u aan, zien uw predikant aan. En de predikant ziet vaak tegen deze ogen aan: keiharde, ijskoude, meedogenloze ogen. Een bevroren plooi om de mond, steil opstaande oren, waaraan niets ontgaat. Hun baktanden zijn als leeuwentanden, hun muil is een geopend graf. Ze zijn er snel bij om ambtelijk bloed te vergieten.

Blijf ze van het lijf. Laten ze u van het lijf blijven. Ze zitten vandaag niet meer achter tralies. Ze zijn vrij gemaakt. Ze wonen nu op hun rotsje, hun eilandje, hun eigen erfje. Zogezegd hun patrimonium. Geïsoleerd van de schepping, ver van de natuur, zonder enig contact met andere wezens zo het mogelijk ware. Ver van Sumatra. Ver van het paradijs. Alleen hun boze aard hebben ze meegebracht.

En dan ziet u de leeuw. De koning der dieren. Een bisschop, een prelaat gelijk. Misschien wel een paus, misschien zelfs een hoogleraar! Als hij gesproken heeft, zwijgen alle dieren des wouds. Ook de predikant, die er niet is. Wie zou niet siddéren? Zijn manen staan overeind, als hij u ziet. En u loopt het koud over de rug, als u hem ziet. De roomse slaat een kruisje. De heiden vloekt. De gereformeerde zucht.

'Kom, kijkt u ook even naar de olifant? Die is leuk. Die gelooft nog in het bestel van de vier zuilen. En van een klein zuiltje, dat in de lucht hangt, maar dat mist elke grondslag en is dan ook vrijzinnig.

Dan komen de panters, de gevlekte en de zwarte, de grote en de kleine. Zijdezacht als u ze aait. Maar strijk ze niet tegen de haren in. Hun voorouders waren al papenvreters, maar deze generatie vreet dominees en ouderlingen! U ziet op de foto nog net een stuk rauwe zendeling voor een geopende muil liggen. Zou u het anderen kwalijk nemen, dat ze de benen namen? Onze predikant niet, want die is er niet. Onze genera- tie is niet meer zoals vorige generaties. Er treden mutaties op. Maar onze vlekken kunnen we niet veranderen. Al die vlekken van bloed, zweet en tranen.

Kom, trek het u niet al te zeer aan. Het zijn niet alleen wilde dieren, die u in een dierentuin aantreft. Er zijn ook onschuldige dieren bij.

U ziet bijvoorbeeld zebra's. Ze hebben camouflagelijnen, maken zich onherkenbaar, en zijn in hun ontroerende hulpeloosheid nog aantrekkelijk ook.

En u treft er de schapen, van allerlei kudden, die zich als lammeren laten fotograferen en slachten. U kunt er gewoon mee doen wat u wilt. U kunt ze gras in wol laten omzetten, u kunt er uw dorre steppen mee opvrolijken, u kunt er ook cotelet van maken. Het schaap zegt niet boe en niet ba.

Dan is er de uitgestrekte galerij van papegaaien en aanverwante artikelen. Ontzaglijk grappig. U roept "herrie" - en de hele galerij schreeuwt "herrie!" Net als in ons kerkelijk leven. Een schrijver-van-gezag, zo gezegd een "vocaal", zegt: "ketterij" - en de hele kolonie echoot: "ketterij!"

Verderop vindt u een kudde wilde paarden. Dié zijn leerzaam. Wanneer wilde paarden zich bedreigd voelen, steken ze de koppen bij elkaar en trappen naar alles buiten hun kring. Heel wat verstandiger dan ezels.

Weet u wat ezels bij dreigend gevaar doen? Die steken hun koppen nieuwsgierig naar buiten, en trappen van angst naar elkander.

En dan is er ook een quarantaine-inrichting. Blijkbaar voor nieuw-verworven exemplaren, die eerst van vreemde smetten vrij en aangepast moeten raken. Doet het u niet even aan ons kerkelijk leven denken? Daar is ook een aparte leefruimte voor evangelisatie-objecten, welke, nauwelijks Christen, eerst nog goed-vrijgemaakt moeten worden. Want al wie met ons mee wil gaan, die moet onze manieren verstaan, zo luidt de nieuwste berijming van psalm 122.

Eén ding in dat dierenpark is ontroerend. Dat er ook een afdeling is, waar "reserve" bij staat. Is dat voor u en mij gereserveerd? Is dat het sterfkamertje? Of hebben daar broeders-ezels in gezeten, die weggeplaagd zijn? Ook in dezen geldt het klassieke woord: tout comme chez nous, Kijk maar naar onze vijf en twintig lege pastorieën.

Ziedaar wat een prospectus onze absente predikant belooft, als hij eens met zijn gemeente een snoepreisje zou gaan maken. Het is alles niet mis. En als zijn kudde van de zwerftocht hongerig mocht zijn geworden, belooft het restaurant nog een kausjer hap- je. Afgescheiden tafels, stilte voor de maaltijd, voedsel in alle lagere prijsklassen, van een middenstandshapje tot een diaconaal grapje. Je zult maar van zo'n koude koffietafel thuiskomen. Terug in de kille maatschappij van mensen en onmensen.

 

***

Het wordt tijd, nu eens tot ernst over te gaan. Het leven is geen permanent lolletje. Of dacht u dat?

Onze besloten dierenparken kunnen ons veel leren. Bileam leerde wel van zijn ezel - waarom zouden wij niet van de paarden leren om de koppen bijeen te steken, en paraat te staan tegenover de wereld? En waarom zouden wij niet van de schapen leren om stom te zijn voor ieder die ons knipt en scheert? Zouden wij niet van de zebra's willen leren een beetje zachtmoediger en minder opvallend (en daardoor misschien nog wel zo sierlijk) door het leven te gaan? Of van de mieren: dat we met grote ijver en met zelfvergetende eendracht gezamenlijk iets tot stand zouden brengen? Of wilt u het eens tot u laten doordringen: dat zelfs onze spinnekoppen - onze meest achtergestelde leden -- tot in de paleizen van vorsten mogen komen?

Of eh…. bent u liever een leeuw gelijk, die brult boven zijn prooi? Nu, een ander liever geen van beide, leeuw noch prooi.

Hebt u scheurkiezen, beste broeder? Laat ze spoedig uitrukken, voor ze u tot val brengen. Beter zonder scheurkiezen in het koninkrijk, dan mèt buitengeworpen.

En zijn uw nagels nog zo venijnig, lieve zuster? Laat ze soigneren, zo haast u zulks hebben kan. Meteen maar epileren alstublieft, het zal uw lieftalligheid verhogen. Is uw tong nog zo gespleten, eerwaarde ambtsdrager? Ach laat u van dat euvel afhelpen. Beter een stom schaap dan een sprekende slang.

***

Zo. Vindt u dit een beestachtig artikeltje? Misschien hebt u wel gelijk. De Schrift zegt op vele plaatsen, dat wij maar veel van de beesten moeten leren. En wie niet uit álles leren wil, wil in het geheel niet leren. Het meeste leert u zelfs van uw vijanden, wist u dat?

De Schrift zegt wel dat Adam de dieren doorgrondde. Maar sedert de zondeval schijnt de mens zichzélf nog maar moeilijk te doorgronden. Laat staan, dat hij zich boven het "redeloze vee" zou verheffen. Niet de mens lijdt onder de zondelast van het dier - maar wel lijdt het dier de last van onze zondeval.

Wat zegt u: dat de mens een onsterfelijke ziel heeft en het dier niet? Dat had u gedacht. Het dogma van de onsterfelijke ziel (een theologisch dogma, dat door andere theologen wordt bestreden) is nog nimmer uit de Schrift bewezen. Maar dat dieren voortleven is nog zo'n gekke gedachte niet. De Schrift zegt dat in het nieuwe Jeruzalem de wolf in vrede met het lam zal leven. Het zou trouwens een doodse nieuwe aarde zijn, die het zonder dieren moest stellen.

Ja, beestachtig is dit alles wel. De Schrift zegt dan ook dat wij als schapen tussen wolven worden geplaatst. De wolven buiten de schaapskooi zijn daarbij minder gevaarlijk, dan die binnen de kooi. Daarom moeten we zo waakzaam zijn als slangen, en oprecht als duiven.

Nog een idee. Als de kerk het voorportaal van het nieuwe Jeruzalem mag wezen .... (Tussen haakjes: wist u dat? Het staat in de Bijbel!) .... zou het dan niet kostelijk zijn, wanneer wolf en lam samen eens probeerden om nu reeds in vrede met elkander te leven? Van nu voortaan? Niet alleen met de mond maar ook met de daad? Zo maar - in de kérk? Het zal aan het lam waarschijnlijk niet liggen. Als nu ook de wolf zijn oude natuur eens kon doden ....

En dan nóg een troost. De folder was wel echt bij de post vandaag, maar de rest is een fabel. U mag ervan geloven wat u past. Bent u een lam, dan moge u er enige troost in vinden. Bent u een leeuw, en wenst u dat te blijven - nu vooruit, laat de leeuw maar brullen. Dat klinkt, zeiden de oude Egyptenaren reeds, als muggengegons.

 

D.W.L.M.

 

[D.W.L. Milo, Nunspeet]

 


 

INGEZONDEN

 

Als lezers en abonnee op "Opbouw" voelen wij behoefte om te reageren op het art. "Dieren kijken ons aan", ondertekend met D.W.L.M..

 

Het is niet gemakkelijk vaak in de grote moeilijkheden van het kerkelijk leven de juiste houding te bepalen. Ook wij jongeren worstelen om licht in de verwarde situatie te ontvangen, om de geesten te beproeven. Want dat is noodzaak en ook plicht!

Nu is van o.a. het blad "Opbouw" het streven ons daarin te helpen, om de weg te wijzen om daarmee, getuige de titel van het blad, opbouwend bezig te zijn.

Wat echter te denken van "Opbouw" wanneer artikelen worden opgenomen als bovengenoemde. Werkelijk, wanneer iemand de kerk des Heeren lief heeft, ongeveinsde liefde koestert t.o.v. zijn broeders en worstelt om de eenheid in waarheid te bewaren dan schrijft u niet een beestachtig artikel (het woord is van br. DWLM zelf) zoals opgenomen in "Opbouw" van 18 juni 1965.

Dan neemt u ook de verantwoordelijkheid als redactie niet om een dergelijk artikel te plaatsen. Wanneer u meent dat u op deze wijze, een cabaret gelijkwaardig, mag en kunt spreken over de leden van en het leven in Christus' kerk, dan menen wij dat zeer ten onrechte de titel "Opbouw" wordt gevoerd.
 

Er wordt veel over gebrek aan liefde geklaagd in "Opbouw". Zou het niet mogelijk zijn dat "Opbouw", in het bijzonder br. DWLM de hand in eigen boezem steekt en dat de spot die hier ten toon wordt gespreid eens veranderde in waarachtige liefde jegens Christus' kerk die Hij met zijn dierbaar bloed gekocht heeft? (Vergelijk Jac. 3.)

 

Met broedergroet,

 

D.J. Bolt

juni 1965