Ethiek

Rond de Schrift

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Een moeder, een kleine jongen – een groot God

 

F. Hoogland

02-12-17

 

In de jaren ’90 van de vorige eeuw verscheen er een drietal boeken van prof. J. Kamphuis over het Hallel (Gods lof). Na “Juda’s hallel” verscheen in 1994 “Het hallel van de kinderen”.

In dit boek (hoofdstuk 8) bespreekt prof. Kamphuis onder de titel “Een moeder, een kleine jongen – een groot God” de boeiende geschiedenis van Elkana, Hanna en Samuel in de beide eerste hoofdstukken van het boek 1 Samuel. Het is heel bijzonder om te zien hoe de schrijver aan de hand van de gebeurtenissen in dit Bijbelgedeelte verschillende aspecten toont van de verhouding tussen en de betekenis van mannen en vrouwen in Zijn schepping. Het is zo leerzaam om hiervan kennis te nemen, zeker nu dit onderwerp zó sterk in de belangstelling is gekomen.

 

De schrijver schetst eerst de politieke situatie van die tijd. In de periode van de Richteren was Silo nog steeds het officiële en wettige kerkcentrum in Israël. En hoewel er daar met de bediening van alles grondig mis was, gingen Elkana en zijn gezin toch elk jaar daarheen, want dat was de plek, daar woonde de Heere. De vreugde zal daar vaak geschonden zijn, aldus prof. Kamphuis, ‘maar toch bleven ze gaan om de Heere der heirscharen te aanbidden en Hem offers te brengen (1:3)'.

Prof. Kamphuis wijst erop dat dit de eerste keer is, dat de God van het Verbond in de Bijbel deze naam ontvangt. Jahwe –Sebaoth, de HEERE der heirscharen. En hij voegt eraan toe

‘Vanaf dit moment zal deze naam niet meer uit de geschiedenis verdwijnen, en vooral in de profetische boeken is het slag op slag deze naam waarmee God naar voren treedt tot op de laatste bladzijde van het Oude Testament, waar Jahwe Sebaoth de komst van Zijn grote dag aankondigt (Mal. 4:3)’.

 

Dat is het punt waarom alles draait in deze geschiedenis. Het hoofdthema is de komst van het Koninkrijk.

 

De schrijver vertelt ons verder dat Elkana een goedhartig man was die veel hield van zijn vrouw Hanna. Wat hij helaas, blijkens zijn reactie op haar klacht, niet inzag, was Hanna’s werkelijke nood: het ging er haar niet in de eerste plaats om dat ze zo graag een kindje wilde krijgen, maar het zat bij haar vast op de zaak van de Heere en haar plaats daarin. Hanna was een diepgelovige vrouw en ze wist dat Jahwe een sterke God is en een groot Koning. Zij zocht Hem met haar grote en diepe hartenwens om een moeder te mogen zijn in  Israël. 

 

De kinderloze vrouw Hanna komt naar Silo waar zij de Heere in de hemel zoekt. Wat een bijzonder moment: zij is, zoals reeds gezegd, de éérste in de heilsgeschiedenis, die voor haar gebed en gelofte deze naam kiest: Jahwe Sebaoth.

 

Het vervolg van de geschiedenis leert ons dat Hanna’s wens wordt vervuld. Haar huwelijk wordt gezegend met de komst van een zoon.  Zij zingt haar lofzang, niet op haar kind, op zijn toekomst, maar op de toekomst van de Koning die zal komen, aldus prof. Kamphuis. Haar zoon Samuel, zou als richter en profeet voor de Gezalfde uitgaan, zoals later Johannes de Doper dat deed toen God in Jezus de Christus kwam.

Hanna had een gelofte gedaan om haar zoon aan de HEERE te geven, en er zou geen scheermes op zijn hoofd komen. En zij hield haar belofte. Wat moet dat ingrijpend zijn geweest in haar leven: om dat eindelijk gekregen kindje, dat kleine jochie, een  peuter van 3 jaar, af te staan.

Zij komt dan ook heel duidelijk in dit verhaal naar voren als vrouw, moeder en haar dienst in het moederschap.

Prof. Kamphuis merkt hier op dat het handelen van Hanna ons doet denken aan de vrouwen op wie aan het begin van het Nieuwe Testament het licht valt, zoals Elisabeth, Maria en Anna. En hij voegt hieraan toe

 

‘Zoals zo dikwijls blijkt van hoeveel betekenis de Schrift de plaats van de vrouw en moeder acht. We zullen nooit in de Bijbel ook maar

het minste spoor ervan aantreffen, dat het onderscheid tussen man en vrouw in plaats en roeping wordt geminimaliseerd. De Bijbel zou herschreven moeten worden als hij het boek voor het feminisme zou zijn! Soms zie je ook probeersels om zό te herschrijven: brutaal en grotesk. Wie gelijkwaardigheid-voor-God wil interpreteren als  ‘democratische’ gelijkheid, krijgt een ẚnder boek: het is zijn eigen (broddel-)werk en geen ‘geschenk uit de hemel’, van waaruit aardse verhoudingen niet vernield, maar vernieuwd worden. Daarom moeten we ons ook vooral niet oefenen in de ‘kunst’ om over die Schriftplaatsen heen te lezen waar God, tegenover alle nivelleringsdrift, een heilzaam accent op het onderscheid legt, dat Hij maakt en in zijn dienst handhaaft en tot gelding wil zien gebracht in zijn gemeente.

Maar overigens: hoe groot wordt de spankracht van het verlossende woord niet, wanneer Hanna, de vrouw en moeder getekend wordt! De figuur van Eli in zijn slapheid is vaal tegenover de hare. Elkana, haar man, mag in zijn goedhartigheid ook weer geheiligd zijn voor de toekomst van Gods beloften: ‘de HEERE doe slechts zijn woord gestand’. Maar het is alsof hij in respect terugwijkt voor haar: ‘Doe wat goed is in uw ogen’ (1:23). Want zij heeft haar missie als vrouw en als moeder. En vastbesloten komt zij haar gelofte na!’

 

Ze gaat niet mee naar Silo, de eerste jaren, maar blijft thuis om zelf haar kindje te voeden en te verzorgen. Ze had, uit eigen waarneming, grote zorgen over de toestanden in Silo waar ze haar kleine jongen eigenlijk niet veilig wist, maar ze ziet daar toch haar God, aan wie ze beloofd had haar jongetje toe te vertrouwen. Ze ziet op de HERE en is zo  toch in staat om het kind aan Hem af te staan.

Wat een groot geloof had deze vrouw!

 

In het vervolg van de geschiedenis krijgen we nog meer informatie over Hanna. Want zodra het kind de borstvoeding van de moeder niet meer nodig heeft, aarzelt ze geen moment en brengt ze de jongen, nadat ze met haar man een offer heeft gebracht, naar Eli. Ze staat hem volledig af aan de HEERE, zoals ze heeft beloofd.

Hier verdwijnt de persoon van de man Elkana geheel naar de achtergrond; Hanna, de vrouw en moeder, is duidelijk de hoofdpersoon, degene die handelt.

En dan nog is het verhaal niet uit. Want heel nauwkeurig en zorgvuldig wordt beschreven hoe Hanna, die voortaan weer elk jaar met haar gezin mee optrekt naar Silo, trouw voor de kleding van haar opgroeiende zoontje blijft zorgen.

De tijd van de Richteren, schrijft prof. Kamphuis, was een donkere tijd voor Israël: ieder deed wat goed was in zijn ogen (Richteren 21:25). Het zijn de laatste woorden in de beschrijving, die de Schrift van de Richteren-periode geeft. Het werd donker, tot in Silo toe.

Maar toen stond Hanna op, en zij werd ‘moeder in  Israël’. De dag ging gloren.

 

Als je ziet hoe uitvoerig, maar vooral ook zorgvuldig en invoelend de Heilige  Schrift deze gebeurtenissen beschrijft, en met hoeveel waardering er wordt gerept van de vrouw en haar eigen persoonlijkheid en taak, kom je daarvan diep onder de indruk. Als je dan daarna nog weer eens kennis neemt van de manier waarop de generale synode van Meppel gemeend heeft zich te moeten uitspreken over mannen en vrouwen in de kerk, kom je gewoon in een totaal andere wereld die geheel vreemd is aan de manier waarop de Bijbel over deze dingen handelt. 

Wat mogen we ons rijk weten met het Woord van onze HEERE en met Zijn dienaren die het ons voortdurend prediken en uitleggen naar de mening van de Heilige Geest. Dan kan ondanks de ellende van woordverlating en –verkrachting de dankbaarheid in een mensenhart zich toch vermenigvuldigen.