Verschuivingen (1)
N. van Dijk
01-04-17
In een aantal artikelen in het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk besteedt dr. P. de Vries aandacht aan de theologische verschuivingen in de gereformeerde gezindte (Gedachten bij de heruitgave van Bavincks Magnalia Dei).
Theologie
In 1973 verscheen Het Christelijk geloof van dr. H. Berkhof, wat breed aandacht trok. Berkhof “bewandelt hier heel andere wegen dan de gereformeerde theologie weerspiegelt in de belijdenisgeschriften”.
In 1992 verscheen de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek van de christelijke gereformeerde hoogleraren J. van Genderen en W.H. Velema, waar wel de klassieke geluiden over God en de Heere Jezus Christus, over de Schrift en haar gezag te vinden waren.
In 2012 verscheen de Christelijke Dogmatiek van dr. G. van den Brink en dr. C. van der Kooi.
“Terwijl in de klassieke opvatting theologie het nadenken is over Gods gedachten zoals die in de Bijbel als Zijn Woord zijn geopenbaard, wordt in de Christelijke Dogmatiek theologie als nadenken over het christelijk geloof omschreven. De consequentie van het volledig aanvaarden van de historisch kritische omgang met de Schrift blijkt uit een opmerking dat God klein begonnen is als stamgod maar dat Hij uiteindelijk de Heer van hemel en aarde blijkt te zijn. De zondeval betekent bij hen dat in het evolutionistisch proces de mens zich bewust werd van een goddelijke bestemming, maar daaraan niet wilde beantwoorden. Er was geen eerste mensenpaar van wie heel de mensheid afstamt”.
En zo krijgen we, volgens De Vries, geen juist zicht op de laatste Adam, de Heere Jezus Christus.
Hij vervolgt:
“Opvallend is dat de Christelijke Dogmatiek niet alleen in de breed orthodoxe middenstroom van de PKN en in delen van de gereformeerde gezindte, die steeds verder van de gereformeerde belijdenis komen af te staan, positief ontvangen is, maar ook in de breedte daarvan. De enige werkelijk kritische analyse binnen de gereformeerde gezindte was van de hand van ds. W. Visscher in De Saambinder. Terwijl de verschijning van Berkhofs Christelijk geloof tot kritische reacties leidden, is dat enige decennia later bij de Christelijke Dogmatiek nauwelijks het geval. De ontvangst van de Christelijke Dogmatiek is een symptoom dat er binnen de gereformeerde gezindte theologische verschuivingen plaatsvinden”.
Dr. De Vries roept op theologen en denkers te volgen die volledig vasthouden aan de Bijbel als het Woord van God en de enige en uiteindelijke bron van Godskennis, aan de zondeval als een historisch feit, aan de realiteit van de toekomende toorn, aan de verzoening door voldoening en de noodzaak van een beleefd geloof en bekering die blijkt in een godzalige levenswandel die allereerst in het teken staat van pelgrimschap en vervolgens van het rentmeesterschap. Hij noemt deze noties niet alleen specifiek gereformeerd, maar klassiek christelijk:
“De gereformeerde theologie zoals die vanuit de belijdenis geschriften tot ons komt, mogen we als de diepste samenvatting van de Bijbelse boodschap zien. Daarin wordt volledig recht gedaan aan het Bijbelse getuigenis dat de drie-enige God de God is van de volkomen zaligheid”.
Verzoening door voldoening
Als het om ‘verzoening door voldoening’ gaat vallen ook verschuivingen waar te nemen binnen de ‘gereformeerde gezindte’.
Zo valt in de uitgave Cruciaal (onder redactie van Hans Burger en Reinier Sonneveld) te lezen dat in de spiritualiteit van veel westerse christenen een enkel ‘verzoeningsmodel’ dominant is geworden, terwijl er meer over verzoening te zeggen is.
“Het bewuste model wordt wel ‘verzoening door voldoening’ genoemd. Als je vraagt naar de vormgevers worden altijd weer de namen van Anselmus van Canterbury en Johannes Calvijn genoemd. Het wordt beleden door gereformeerden, puriteinen en hedendaagse evangelicalen. Veel betrokken christenen kennen alleen deze uitleg. Je krijgt een indruk van de gedachtegang door bv. de Heidelbergse Catechismus (v/a 15 en 16)”.
In een hoofdstuk ‘Voorbij de offerkritiek’ schrijft Hans Burger o.m. over dit in de spiritualiteit van veel westerse christenen dominant geworden ‘verzoeningsmodel’. De Bijbel spreekt over Jezus’ dood als een offer.
“Het is belangrijk dat te onderscheiden van dogmatische verwoordingen als ‘Jezus brengt een offer door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld. Zo geeft hij de geëiste genoegdoening aan God en verwerft hij ons heil’. Deze gedachtegang vind je in het Nieuwe Testament namelijk zo niet terug”.
Burger gaat in op de vraag hoe deze insteek dan toch zo toonaangevend is geworden en stelt dat deze manier van spreken is ontstaan in de middeleeuwen, toen het beeld van het offer verbonden raakte met het sacrament van boete en verzoening dat juridisch van aard is,
“het gaat dan om onze individuele schuld, Gods veroordeling daarover, over genoegdoening die geëist wordt, over boetedoening door goede werken. Tegen de achtergrond van die middeleeuwse worsteling met het boetesacrament hebben theologen de bevrijdende boodschap van het evangelie verwoord. Calvijn ziet het lijden van Jezus aan Gods straf als betaling van onze schuld en als het kopen van de verlossing. Deze uitwerking wordt begrijpelijk tegen die middeleeuwse achtergrond”.
Bij Burger komen dan verschillende vragen op, o.a.:
“leveren we ons uit aan een middeleeuwse constructie die bij het boetesacrament hoort. Is er sprake van een versmalling, het slechts gericht zijn op de vergeving van individuele schuld?”
Wordt vervolgd.