Ethiek

Kerkverband

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Eenheid DGK en GKN 1

 

Redactie een in waarheid

20-02-16

 

Rond de besprekingen m.b.t. mogelijke eenwording van De Gereformeerde Kerken (hersteld, DGK) en de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN) vinden publicaties, reacties en commentaren plaats in allerlei bladen en kranten. Het is onze bedoeling om daar regelmatig iets uit weer te geven. Eenheid is een zaak die velen bezig houdt en waarover iedereen geïnformeerd wil worden. Het gaat immers om Christus en zijn kerkvergaderend werk dat niet genegeerd mag worden.
Vandaag starten we met een artikel uit het plaatselijke kerkblad van DGK Dalfsen. We houden ons aanbevolen voor artikelen in andere periodieken die we hier (met toestemming) mogen overnemen.

 


 

De tien zeeën van Johannes Calvijn

Hoofdartikel

 

Ds. E. Heres, DGK Dalfsen

 

Onlangs, op donderdag 28 januari jl., is er een eerste ontmoeting geweest tussen afgevaardigden van de GKN en deputaten van DGK. Het is op de zondag waarop dit kerkblad verschijnt precies een jaar geleden dat de GS van Groningen van DGK het besluit nam om dit contact te zoeken. Op 7 februari 2015 nam de synode het besluit om

 

‘op het niveau van het kerkverband na te gaan of er een mogelijkheid bestaat om tot eenheid met de GKN te komen, waarbij het uitgangspunt dient te zijn de waarheid van Gods Woord en de rechtspraak waar deze op grond van Gods Woord is beoefend’.

 

Ook al heeft het dan een jaar moeten duren voordat een eerste ontmoeting werkelijkheid werd, we zijn er dankbaar voor dat het toch zover gekomen. U begrijpt dat het hier niet de plaats is om van de ontmoeting verslag te doen.

 

Ook in Dalfsen wordt contact gezocht. Er is, na bespreking met de gemeente, een brief van de kerkenraad uitgegaan naar de gemeente van de GKN te Dalfsen. Wat de uitkomsten zullen zijn daarover valt op dit moment nog geen zinnig woord te zeggen. We horen enerzijds veel positieve reacties op de initiatieven die genomen worden. Anderzijds zijn er ook de sceptische reacties. ‘Er is teveel gebeurd’. ‘De pijnpunten zijn aan weerskanten te groot’. ‘De blokkades zijn te hoog’. ‘Er zullen eerst besluiten, handelingen en woorden teruggenomen moeten worden’. ‘Er zal eerst een nieuwe generatie moeten komen’. Inderdaad, als je alle moeiten in rekening brengt dan houd je weinig hoop op een kerkelijke hereniging over.

 

Waarom dan toch inspanning willen doen om tot gesprekken te komen en te streven naar kerkelijke eenheid? Dat is omdat dat streven naar eenheid met hen die op hetzelfde fundament willen staan niet een vrijblijvende hobby is. Als duidelijk wordt dat er kerkelijke gemeenschappen zijn die zich beide voluit willen houden aan de Schrift en aan de Schriftuurlijke belijdenis, dan mag ‘het oecumenisch willen’ geen vraagstuk zijn. Als er eenheid in het ware geloof mag worden vastgesteld, dan drijft het Woord van de Here zélf tot kerkelijke eenheid. Het onderwijs bijv. van de apostel Paulus in Ef. 4:1–6 is hierin heel duidelijk.

Maar als je heel het Nieuwe Testament hierover leest, dan ben je eerst al terecht gekomen bij het hogepriesterlijk gebed in Johannes 17. Het gaat in Johannes 17 niet om een theorie over de eenheid. Het is het gebed van de Zoon van God tot de Vader, ten behoeve van Zijn kerk. Dat gebed heeft de kracht van een wilsbeschikking van de Zoon van God. ‘Opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn, Ik in hen en Gij in Mij’. Het gaat om eenheid in waarheid en in liefde. Concrete eenheid. Dat is wat ons ten diepste zal drijven als we inspanning doen om tot echt kerkelijk contact te komen.

 

Hoe werd in de tijd van de Grote Reformatie van de 16e eeuw gedacht over kerkelijke eenheid? Prof. dr. J. van Genderen (hoogleraar aan de TUA van 1954 tot 1993) schreef daarover een mooi hoofdstuk in het boek ‘Kerkelijke eenheid’ , in de serie Theologische Verkenningen. Ik citeer in dit hoofdartikel een gedeelte uit wat prof. Van Genderen schrijft over Johannes Calvijn (a.w. pag. 46,47):

 

‘Niet alleen voor de bewaring, maar ook voor het herstel van de eenheid van de kerk had Johannes Calvijn veel over. Zijn pogingen om met Bullinger en de kerk van Zürich tot overeenstemming te komen over het avondmaal, geven daarvan duidelijk blijk. In 1540 schreef hij: ‘Het is nodig dat wij er alle krachten voor inspannen, dat de kerken waarvoor wij het Woord van God bedienen, oprecht overeenstemmen’. In een andere brief staat: ‘Aan mij zal het nooit liggen, indien wij ons niet verenigen, zodat wij met één mond dezelfde Christus belijden’ (1549).

Hij was bereid concessies te doen, maar zonder het wezenlijke prijs te geven. Er is naar formuleringen gezocht waarin men zich over en weer vinden kon. Deze ‘Overeenstemming van Zürich’ (Consensus Tigurinus), die in 1549 tot stand kwam, heeft samenbindend gewerkt. Calvijn zag er zelf een eerste stap in op weg naar een groeiende eenheid van allen die één waren in het geloof in Christus.

Daarbij dacht hij ook aan de Luthersen. Het is echter niet gelukt om met hen overeenstemming te bereiken. Het was voor Calvijn een diepe teleurstelling, dat dit ‘formulier van eenheid’ voor enkele Lutherse theologen een aanleiding was om hem en zijn leer fel te bestrijden. In de polemiek kon ook Calvijn scherp zijn. Maar juist in de periode van de strijd over de avondmaalsleer wendde hij zich tot de predikanten van Saksen om met nadruk naar voren te brengen, dat er veel meer is dat verbindt dan wat scheidt (5 januari 1556).

 

Rond 1550 dacht aartsbisschop Cranmer van Canterbury aan de mogelijkheid van een soort oecumenische synode, waarop alle hoofdstukken van de leer van de kerk aan de orde gesteld zouden moeten worden en vooral gezocht zou moeten worden naar overeenstemming inzake de sacramenten. Terwijl er waren die daar niet veel voor voelden, reageerde Calvijn positief. In zijn brief (1552) komen de overbekende woorden voor: “Wat mij betreft, indien het schijnt dat ik van enig nut zou kunnen zijn, zou zo nodig het oversteken zelfs van tien zeeën ter wille van deze zaak mij niet verdrieten”.

Gelet op dit alles kan Calvijn zeker een oecumenische figuur genoemd worden. De eenheid die hij zocht was geen eenheid tot elke prijs. Het ging hem om de eenheid van het geloof en de gemeenschap van de liefde. De kerkelijke gemeenschap wordt door twee banden samengehouden, namelijk door de eenstemmigheid in de gezonde leer én de broederlijke liefde. Bij het nastreven van de kerkelijke eenheid staat de eenheid des geloofs voorop. (..)’

 

Zeeën oversteken, al zijn het voor ons figuurlijke zeeën. Inspanning en moeite doen voor kerkelijke eenheid. Als Christus Zelf ons daartoe drijft, dan is kerkelijke eenheid offers waard.

Geve de HERE Zijn zegen over het contact tussen DGK en GKN.