Kerk en toekomst
N. van Dijk
07-01-17
Er wordt veel geschreven over de toekomst van de kerk. Veel wordt uit de kast gehaald om geloven en kerk-zijn aantrekkelijker te maken.
In het Nederlands Dagblad schrijft Reinier Sonneveld over een on- en offlineplatform ‘Lazarus’ waarop mensen zoeken naar nieuwe woorden en manieren om te geloven (ND 11 juli 2016). Een soortgelijk platform was de 7keer7-tour, waarbij mensen ideeën konden ventileren over hoe zij de toekomst van de kerk zien.
Het viel Sonneveld op dat dit keer de bijdragen bijna allemaal gingen over een persoonlijke ervaring, om precies te zijn: “hoe iemand de God van de opvoeding verloor, toen ‘door Nietzsche ging’, maar hoe daarachter telkens toch iets werd gevonden: een nieuwe God, die bij de individuele ervaring past”. Bij de meeste speeches werd het oude (overgeleverde) geloof als knellend ervaren, na een crisis wordt het geloof zodanig aangepast dat het ‘draaglijk’ wordt.
“Het geloof is paradoxaler geworden: het gaat over een God die huilt, die verborgen is, in de stilte, in de gezichten van slachtoffers, van kinderen, in games voor mijn part – alles wat eerder niet-God leek, blijkt nu wel-God te kunnen zijn”.
Bij de vraag wat het meest verraste in het geloof bleek uit de bijdragen: “dat er, na de God van de opvoeding, ook een God van de ervaring is”. ‘Lazarus’ gaat mensen leren ontdekken hoe Jezus leefde, welke keuzes Hij maakte, wat Hem dreef. “De verhalen zijn oud, maar ze kunnen op een nieuwe manier resoneren”.
***
In een column in ‘Onderweg’ schrijft Wim van der Schee over hoe de orthodoxe kerken ‘scoren’.
“Een beetje gereformeerde kijkt voor dwalingen naar wat er verteld wordt in de kerk. Dat moet in ieder geval op het eerste gezicht passen bij wat er sinds bijna 500 jaar verteld wordt in de kerken van de Reformatie, anders zal iemand in naam van de trouwe wachters ‘Schrift en belijdenis’ alarm slaan. Het Woord moet ‘recht gesneden’ worden en het liefst ‘de volle raad Gods’ onder de aandacht brengen. Op de schaal van orthodoxie in de zin van het juiste vertellen, scoren gereformeerde kerken doorgaans zeer hoog, zeker in hun eigen ogen”.
Geheel anders wordt het, volgens de predikant, als we gaan kijken naar wat er allemaal gedaan wordt in de kerk. Hij geeft een voorbeeld:
“de geloofsregel is dat in elke serieuze eredienst avondmaal wordt gevierd. Wie dat anders doet, breekt net zo goed met de geloofsregel van de Kerk als wie afstand neemt van de geloofsbelijdenis van Nicea. Je zou verwachten dat daar toch wat meer over nagedacht en doorgepraat zou worden dan tot dusver het geval is”.
***
Als het gaat over de toekomst van de kerk in Nederland is Moses Alagbe (voorganger van Maranatha Community Transformation Center in Amsterdam) minder somber. In een interview in het ND zegt hij somberder te zijn over de kerk in Afrika dan in Europa.
“In Europa ligt nog een gedegen christelijk fundament, en er zijn kansen te over om het evangelie ter sprake te brengen. In Afrika ligt dat fundament er niet. De kerk groeit in Afrika, dat is een feit. Maar veel voorgangers hebben nauwelijks theologische vorming gekregen, ze verkondigen geregeld een welvaartsevangelie waarvan zij zelf rijker worden en hun gemeenteleden armer. Er zijn in Afrika veel mensen die God liefhebben, maar er zijn weinig discipelen. Dat maakt het geloof er veel kwetsbaarder. Dáárom wil ik terug naar Nigeria. Niet om een nieuwe kerk te stichten, maar om mensen in bestaande gemeenten te helpen leerling van Jezus te zijn”.
***
Bert Loonstra (CGK) vindt de vraag hoe we in onze seculiere tijd het evangelie nog ter sprake kunnen brengen steeds nijpender worden. Kinderen van gelovige ouders verklaren dat ze met het ouderwetse geloof niets kunnen. In een column in het ND schrijft hij over twee leeservaringen (ND 22 augustus), waarbij de ene hem niet en de andere hem wel helpt bij het vinden van de richting van een antwoord.
Als eerste noemt Loonstra het boek Tegendraads en bij de tijd van Wim Dekker, die schrijft over het gedachtegoed van Bonhoeffer. Bij de bespreking neemt Dekker de concentratie op Jezus Christus over,
“Dekker probeert daarbij te voorkomen dat Jezus tot niet meer dan een bijzondere voorbeeldfiguur wordt. Maar de auteur probeert ook te voorkomen dat deze ontmoeting met Jezus een vastomlijnd wereldbeeld veronderstelt. Dan zouden we, tegen Bonhoeffers bedoeling in, de moderne mens niet serieus nemen. Het resultaat blijft een tastende zoektocht”.
Bij deze benadering stelt Loonstra de vraag hoe we “Hem recht kunnen doen zonder aandacht te vragen voor zijn allesbepalende boodschap van het komende Godsrijk dat in Hem gestalte krijgt?” Afkomst van Jezus en die aanbrekende toekomst veronderstellen een wereldbeeld waarin God optreedt met een reddingsplan.
De tweede publicatie die hij noemt is Jezus: Een apologetisch en sceptisch essay van de Poolse filosoof Kolakowski. Deze stelt vast
“dat Jezus in West-Europa steeds meer in vergetelheid raakt. De kern van Jezus’ prediking is het komende rijk Gods en het naderende oordeel. Het komende rijk wordt door Hem gedragen doordat Hij de mensen, die Hij verantwoordelijk stelt voor hun daden, volop doet delen in Gods vergeving. Het oordeel betekent dat mensen ooit worden gemeten aan de normen van dat rijk. Wat gebeurt er wanneer Jezus uit het gemeenschappelijke bewustzijn verdwijnt? Dan worden andere waarden verabsoluteerd, zoals geluk, gelijkheid, vrijheid. Deze verabsolutering leidt tot de tirannie van een totalitair denken”.
De samenleving heeft een tegeninstantie nodig die haar de maat neemt.
“Hier worden contouren getekend van de onmisbaarheid van het evangelie in een seculiere tijd, niet als simpele blauwdruk voor evangelisatiedoeleinden, maar als fundamentele bezinning op de relevantie van de boodschap, als handvat voor kritische analyse van de kwetsbaarheid van onze beschaving en de structurele rol die het evangelie daarin toekomt”.