Onverbondenheid
J. Peters
17-12-11
Heeft u dat ook wel eens?
Je bent op een georganiseerde avond met broeders en zusters en er wordt gesproken over een onderwerp waarop je je niet echt hebt voorbereid. Het onderwerp spreekt je aan, maar je hebt op dat moment te weinig kennis in huis om van de gelegenheid gebruik te maken om een vraag te stellen. Je krijgt die gelegenheid wel, maar je hebt meer tijd nodig om ze te formuleren. En dan, als de vraag bijna op je lippen ligt en je ze wilt stellen, ja dan, dan is de tijd om en is men reeds verder gegaan met het onderwerp. Eigen schuld. Dan had je je maar beter op het onderwerp moeten voorbereiden.
Ik denk dat iedereen dat wel herkent. Dat spreken in het openbaar, moeite hebben met het formuleren van een vraag en dan ook nog eens het ‘leffie’ pakken om ze te stellen. Niet iedereen zal dit in gelijke mate herkennen, maar toch wel enigszins. Op mannen- of vrouwenvereniging. Of op een gemeentevergadering.
Zoiets overkwam mij op een door de classis Rotterdam georganiseerde conferentie over ‘Onverbondenheid’. Zij had professor C.J. de Ruijter van de TU Kampen als spreker voor dit onderwerp uitgenodigd. De genodigden waren ambtsdragers en ex-ambtsdragers.
Datum : donderdag 10 november 2011.
Plaats : bijzaal van de Gereformeerde Kerk te Capelle aan den IJssel.
Aantal : ongeveer 100-120 aanwezigen.
Meer bekendheid
Jammer dat aan deze conferentie geen verdere bekendheid was gegeven aan de kerken en haar leden die tot de classis behoren. Het onderwerp is actueel en geschikt. Belangrijk is ook om te zien hoe de kerkenraden en ambtsdragers hebben op te boksen tegen losgeslagen situaties in het kerkelijk leven. Waarbij soms sprake is van compleet van elkaar vervreemde kerken binnen één kerkverband. Het kan dan een duidelijke indruk geven hoe de ambtsdragers hiermee worstelen.
Er was gelegenheid tot het stellen van vragen. Maar zoals ik al opmerkte, daarvan werd door mij geen gebruik gemaakt.
Hierna volgt het door mij opgestelde verslag van de avond. Dit verslag is zo getrouw mogelijk en heeft zo goed mogelijk recht gedaan aan alle personen die erbij betrokken waren, in het bijzonder aan professor De Ruijter.
Na de avond bleef ik met vragen zitten. Ik ging wel naar huis, maar de vragen bleven mij bij. Ja, er kwamen zelfs vragen bij.
Ik zal ze stellen, nadat u het verslag hebt gelezen.
Ik stel de vragen publiek en nodig met enige vrijmoedigheid graag professor De Ruijter uit om mijn vragen te beantwoorden. Hij krijgt van de redactie van deze site daarvoor alle gelegenheid.
Verslag conferentie classis Rotterdam met als spreker prof.dr. C.J. de Ruijter
Ds. H. ten Brinke opende de conferentie. Hij begon met de opmerking dat vroeger niet alles beter was. Je kunt vroeger en nu niet tegenover elkaar zetten. Tegenwoordig worden wel meer vragen gesteld. Hij sprak eens een ouderling die tegen hem zei: “ ’t Lijkt wel of jongeren anders geloven dan wij”.
Na zijn openingswoord lazen we Efeze 2 en zongen lied 95.
Na gebed kreeg professor De Ruijter het woord.
Hij besprak het thema van de onverbondenheid aan de hand van een zogenaamde ‘power point presentatie’.
De volgende drie punten stelde hij aan de orde:
- Wat en waar is onverbondenheid?
- Waar komt onverbondenheid vandaan?
- Hoe gaan we om met onverbondenheid?
De aanwezigen mochten hem gerust onderbreken met vragen. Ook wilde hij zélf vragen stellen aan de aanwezigen. Onderbreken was voor hem geen probleem. Daarnaast, zo sprak hij, wisten de aanwezigen vanuit de praktijk waarschijnlijk meer te vertellen over onverbondenheid dan waar hij als professor op de TU mee te maken kreeg. Aan het verzoek om te spreken over onverbondenheid lag immers het visitatierapport 2010 van de classis ten grondslag?
Wat en waar is onverbondenheid?
Er verscheen een stelling.
‘Onverbondenheid in de kerk is een gemis aan gemeenschap die wel verwacht werd’ .
Deze stelling werd onderbouwd met enkele voorbeelden, zoals onwil bij roeping tot het ambt, kerkwisseling bij verhuizing, verzuim van de 2e kerkdienst, traditiebreuk in de liturgie, kerkshoppen, onkunde rond de belijdenis, motivatiegebrek in het geloofsleven.
Bij al deze punten werd door De Ruijter aan de aanwezigen gevraagd wie genoemde punten herkende. Ook werd gevraagd wie van de aanwezigen zich wel eens had schuldig gemaakt aan ‘kerkshoppen’. Vele handen gingen daarbij omhoog. Slechts één broeder beleed dat hij kerkelijk nog nooit had geshopt. Uit de opgestoken handen werd door de inleider geconcludeerd dat sommige problemen bij de genoemde voorbeelden zich ook afspelen bij onszelf. Onverbondenheid is dus ook iets van onszelf.
‘Wat zijn nu de kerntrekken van de onverbondenheid?’, vroeg prof. De Ruijter zich af.
Hij kwam met de volgende drie punten:
De Ruijter vroeg of dit alles herkenbaar was. Dat was het zeker, zo bleek uit de reactie van de zaal.
‘We gaan nu een stap verder’, sprak de hoogleraar, 'waar kun je die lagen, die sedimenten van die onverbondenheid aantreffen?' Waar kom je ze tegen?
De volgende onderscheiding werd aangebracht:
Op basis van deze korte verkenning werd door professor De Ruijter de volgende conclusie getrokken :
“Onverbondenheid is verlies aan contact met onszelf, de ander en God”
Uit de zaal klonk de vraag: ‘Is deze volgorde bewust?’
‘Ja’, antwoordde De Ruijter stellig, 'hoewel God in deze stelling wel overkoepelend blijft'. Je mocht Hem trouwens ook als eerste noemen.
De splijting, dat verlies aan contact met onszelf, zit van binnen. In onszelf. Wij kunnen of willen niet kiezen. Professor De Ruijter illustreerde dat met het feit dat hem was opvallen dat de leeftijd waarop 'het geloof wortelde' steeg in de tijd dat hij nog predikant was.
De Ruijter stelde de volgende vragen:
Er volgde een korte bespreking tussen de aanwezigen. De vragen en haar antwoorden werden (in verband met de tijd?, JP) niet plenair besproken.
Waar komt onverbondenheid vandaan?
Na de pauze gaf de hoogleraar diepere achtergronden van de onverbondenheid in een postmoderne situatie. Daarbij noemde hij het volgende:
Op de kennis van de drie-enige God zoomde de spreker verder in. Want het verdwijnen van de kennis over de drie-enige God geeft onverbondenheid. In het kader van de Drieëenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest valt te spreken van:
Gods liefde die van boven komt en in onze harten stroomt is ons DNA. Maar dat DNA is wel geschonden.
De tijd van de Verlichting sprak over God als een aanname van de mens. Daardoor werd Hij een God die ver van ons af staat, het Opperwezen. De drie-eenheid werd vooral beleden in zijn werken.
De conclusie die werd getrokken uit het tekort aan kennis van de drie-enige God was:
‘De drie-enige God niet kennen betekent opkomen voor jezelf’.
Heel basaal is de strijd rond de doop in de GKv op dit moment, zo merkte De Ruijter op. Juist in een tijd van onverbondenheid is dit zo opvallend en kenmerkend. De strijd rond de doop betekent vervreemding van de gereformeerde wortels.
Hoe gaan we om met onverbondenheid?
Professor De Ruijter ging hierna over tot de behandeling van het derde punt: ‘Hoe gaan we om met onverbondenheid?’ Volgens de hoogleraar door:
De weg naar gemeenschap ontstaat niet door bepaalde technieken toe te passen. Evenmin gaat deze weg buiten Christus om. Om met onverbondenheid om te gaan is hernieuwde kennis van de drie-enige God van fundamenteel belang. Aspecten zijn
Vanuit de zaal werd de opmerking gemaakt dat er mogelijk erosie van het Heilig Avondmaal ontstaat bij een frequentere viering, net als dit kan gebeuren bij het lezen van de Tien Geboden.
Dit werd door de Ruijter beaamd, maar toch bleef hij bij het punt van een frequentere viering.
Basisattitude
De volgende aspecten die een goed basishouding kenmerken, kwamen aan de orde:
Participatie in de gemeente
Prof. De Ruijter noemde de volgende aspecten
Verder schonk hij aandacht aan aspecten van 'commitment', het ergens voor gaan:
Tot zover een verslag van zijn toespraak.
Enige overwegingen
Het was ontdekkend toen professor De Ruijter de aanwezigen confronteerde met hun eigen onverbondenheid. Ieder, op een enkeling na, bleek in meerdere of mindere mate wel eens een tweede kerkdienst te hebben verzuimd, bij zichzelf onkunde omtrent de belijdenis te hebben bespeurd of kerkelijk te hebben geshopt. Dit bracht de zonde van onverbondenheid wel erg dichtbij.
Maar daarmee was het lek niet boven water. Dat broeders en zusters zich hieraan hadden bezondigd, betekende dat het probleem was teruggebracht in een notendop. De aanwezigen werden zich bewust van een diepere achtergrond toen de hoogleraar sprak over keus, motivatie en vrijheid. En ook dat onenigheid tussen groepen, het afgesneden zijn van traditionele wortels hier zijn tol eist.
Ook hier: wie herkent dat niet?
In de analyse van de spreker werd duidelijk waar hij naartoe wilde: een verdieping van de kennis van de drie-enige God. De gemeenschap met God geeft zicht op onverbondenheid. Wie geen zicht heeft op de goddelijke gemeenschap komt automatisch op voor zichzelf, dat leidt tot onverbondenheid. M.i. was de aandacht voor de punt het belangrijkst deze avond. Dáár legde De Ruijter het zwaartepunt.
Want het is een groot gemis als kinderen van de Here geen besef meer hebben van het wonder van de Drie-eenheid van hun God. In het geloof verwonderen en verblijden we ons hoe Hij zich aan ons openbaarde. In de openbaring van de Drie-eenheid komt ook mee het geloof in de gemeenschap daarbinnen. Dit wonder, dat wij niet begrijpen maar enkel kunnen geloven, is inderdaad de bron van alle verbondenheid. Uit Hem zijn alle dingen. Uit die gemeenschap is alles ontstaan wat er nu is. Dat is niet alleen de schepping, maar zijn ook alle onderlinge relaties die er mee meekwamen. Die zitten daarin verweven (Joh. 1).
Professor De Ruijter gaf dat prachtige beeld van de rondedans van Vader, Zoon en Geest. Als die kennis en dat geloof missen, geeft dat onverbondenheid.
Verder werd de avond grotendeels gevuld met veel constateringen, theoretische analyses en opsommingen m.b.t. onverbondenheid, zie boven. Vragen als: ‘Hoe ga je om met onverbondenheid?’, en opmerkingen over 'participatie' en 'commitment in de gemeente' zijn niet onbelangrijk. Maar hoe concreet die onverbondenheid nu werkelijk wordt aangetroffen en bestreden in de kerken kwam niet echt uit de verf. Herkenning en omschrijving van onverbondenheid is één. Het tegengaan en bestrijden ervan is van een andere orde. Een geboden orde, want door de classis is onverbondenheid geconstateerd tussen kerken en kerkleden. En die wil er wat aan gedaan hebben.
Want wil je iets tegengaan of bestrijden dan moet er na analyse overgaan worden tot aanwijzen. Professor De Ruijter sprak van strijd in de GKv om de doop. Hij zei er niet veel over, maar vond het kernachtig voor een tijd waarin zoveel onverbondenheid heerst. Hier hadden we toch meer over moeten horen? Bovendien ik had het op prijs gesteld wanneer professor De Ruijter hier ook nog andere onderwerpen had benoemd die voortkomen uit en kenmerkend zijn voor onverbondenheid in de kerken. Velen maken zich zorgen over de levensstijl van gereformeerde broeders en zusters. Ook daar ligt een verband met onverbondenheid. Immers tekort aan kennis van de gereformeerde leer leidt tot een verkeerde levensstijl die onverbondenheid in de hand werkt. Terecht verbond de hoogleraar deze!
Daarom is het zo jammer dat de professor zich zo steriel tot het onderwerp verbondenheid sec beperkte. Want, hoewel hij praktische herkenningspunten aangaf, werd de bestrijding van de onverbondenheid niet geconcretiseerd. En dat is nu juist wat men in de GKv nodig heeft: mensen die de onverbondenheid met name noemen en gefundeerd aanwijzen. Dat deden de profeten van het Oude Testament niet anders. Professor De Ruijter had het verlies aan het goede zicht op God binnen de GKv moeten uitwerken in de concrete levenspraktijk. Dat is wat we misten en had de profetische strekking van zijn verhaal aan kracht doen winnen. Juist door de zonde aan te wijzen!
Maar dat aanwijzen willen we niet. Vinden we moeilijk. Dat doet pijn. Met de vinger wijzen wordt vaak ook niet geaccepteerd. Het zou geen broederliefde zijn. Het lijkt niet te sporen met je naasten liefhebben als jezelf. Mogelijk verlaten broeders of zusters dan wel de kerk. Als een vruchtbare voedingsbodem voor vermaan verdwijnt met vermindering van Godskennis wordt elkaar terechtwijzen steeds moeilijker in de gemeente.
Maar het is wel nodig. Immers Paulus schreef aan de gemeente te Rome:
‘Ik heb echter, mijn broeders, zelf al de overtuiging van u, dat gij zelf reeds vol van goedheid zijt, vervuld met al de kennis, in staat ook elkander terecht te wijzen.’ ? (Rom. 15:14)
Alles wijst erop dat die kennis bij ons steeds verder wegzakt. Maar kennis is dus wel nodig. Dan ben je in staat ook op de goede wijze terecht te wijzen. En hoewel je je kunt afvragen of terechtwijzing nog wel 'landt’ bij je hoorders als er geen Godskennis is, blijft die nodig omdat God het van ons eist. Of je het nu leuk vindt of niet.
Terechtwijzen blijft dus belangrijk, ook omdat het de onderlinge band in standhoudt en onverbondenheid tegengaat. Ongeregelden (‘onverbondenen’) moeten worden terecht gewezen! (1 Thess. 5:14). Paulus schrijft dat we de terechtgewezene als een broeder moeten behandelen. Zo gaan we op de juiste manier onverbondenheid tegen.
Valse (on)verbondenheid
Er is ook een 'verbondenheid' die niet deugt. Die zien we in de viering van een open Avondmaal. Een vieren van de gemeenschap met hen die volhardend weigeren zich te voegen bij Christus' kerk bijvoorbeeld. Dat neemt hand over hand toe in onze kerken.
Ook is er een beoefenen van een verkeerde 'verbondenheid', een valse oecumene, in de toenadering tot de Raad van Kerken in Nederland. Een instituut waar de vrijzinnigheid van o.a. de PKN vrij spel heeft.
Om nog maar te zwijgen van zgn. 'Nationale Synode' waarin kerkgenootschappen van allerlei signatuur, van liberaal tot orthodox zich verbonden weten in een doelbewust gereduceerde en dubbelzinnige belijdenis. Het zou een mooi ding zijn geweest als professor De Ruijter hier het afgesneden zijn van de 'traditionele wortels', had aangewezen. En had verantwoord dat deze breuk van de GKv met het verleden niet kan.
We zien ook onverbondenheid als gevolg van eigenwilligheid.
Hoe dubbelzinnig wordt er gesproken over de praktijk van homoseksualiteit. En dat niet alleen in het persoonlijke leven maar ook hoe daarmee in de kerken wordt gehandeld. Zodat langzamerhand de indruk ontstaat dat een ieder doet wat goed is in eigen ogen. Een toppunt van onverbondenheid.
Kerkverbandelijke onverbondenheid
Daarvan nog twee typerende voorbeelden.
De gemeente van ds. W. van der Schee in ‘vrijgemaakt’ Amsterdam heeft de tweede kerkdienst onder zijn bezielende leiding afgeschaft.[1] In een lezing in Zwolle merkt hij daarover op: "Ik sta dus ontspannen in deze discussie over de tweede dienst, als een buitenstaander".[2]
Wijzen de kerken deze predikant en gemeente terecht in deze onkerkelijke arrogantie? Daar hebben we nog niets van gemerkt. En dus raken we zo steeds meer vast in het web van eigenwilligheid, want daarin is geen stilstand.
Hetzelfde kan worden opgemerkt t.a.v. ds. J.G. van der Hoeven die inmiddels een jaar geleden deze uitspraak deed[3]:
De Bijbel gebiedt noch verbiedt de kinderdoop of volwassenendoop. Waarom willen christenen toch duidelijker zijn dan de Bijbel zelf klaarblijkelijk is?’ Voor zichzelf ging de predikant wel mee in de kinderdoop als theologische keuze op Bijbelse gronden. Maar andere gemeenschappen die een andere keuze maken mogen volgens hem niet exclusivistisch worden benaderd en behandeld. Zolang niet ergens in een grot een Bijbelboek wordt teruggevonden dat ons gebiedt de ene doop toe te passen en de andere uit te sluiten, pleitte de predikant voor het bestaansrecht van beide.
Door zijn kerkenraad gesanctioneerd! Waar zijn hier de kerken om die brutale anti-confessionele onverbondenheid te straffen? Zo raken we toch het verband, de verbondenheid als kerken, kwijt?
Maar het is stil geworden. Onverbondenheid schijnt een recht te zijn geworden in naam van de vrijheid, van het ruimer denken van vrijgemaakten.
Zo loopt de spanning op binnen de kerken. Hoe lang kan zoiets nog doorgaan?
Het postmoderne is zo goedkoop en dient op ontstellende wijze het gemak van de mens. Postmoderniteit voor de vrijgemaakte is gearriveerdheid ten top.
Onverbondenheid is in strijd met het normerend spreken van de Heilige Schrift. De mens maakt zijn eigen wetten waar hij zich wél bij voelt. Dat is de postmoderne geest die velen, ook deze predikanten, heeft aangevreten.
Maar gebondenheid aan het Woord geeft God de plaats waar Hij recht op heeft. Die gebondenheid laat God spreken en beslissen. Dat geeft ook onderlinge verbondenheid. Dan is er eenheid binnen verbondsgrenzen. Waarbinnen we als gemeente samen mogen en willen leven.
Actuele profetie
Professor De Ruijter constateerde en sprak rake dingen over onverbondenheid in de kerk. Hij legde wortels bloot. Echter we misten node die avond profetisch en diepgaand spreken over de concrete onverbondenheid binnen de GKv. We noemden in dit artikel maar enkele publieke voorbeelden daarvan. Maar ze stapelen zich op, zie de verontrusten-sites.
Onverbondenheid benaderen met wetenschappelijke theologische en sociaalpsychologische analyses is niet waardeloos, maar de kerken schieten er niet veel mee op. Er moet concreet worden benoemd en bestreden.
Met de wapenrusting Gods aan.
[1] Zie nd, 12 november 2011
[2] Ds. Van der Schee is ook een buitenstaander wat het heilig avondmaal betreft. Zie daarvoor: http://www.eeninwaarheid.info/index.php?rub=2&item=86&zoekterm=vesper
[3] Nederlands Dagblad van 20 november 2010.